Syndromen module 4

Syndromen
PGL module 2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Syndromen
PGL module 2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Binnen deze les gaan we met het volgende aan de slag:

verdiepen op de kennis rondom syndromen
hoe begeleid je cliënten binnen de diversiteit aan syndromen
wat zijn de belangrijkste dingen om rekening mee te houden

Slide 2 - Tekstslide

Definitie
Een syndroom is een ziektebeeld: een verzameling van verschijnselen die vaker in dezelfde combinatie optreedt en dus als eenheid moet worden opgevat.

Slide 3 - Tekstslide

Taaltechnisch
Bij een ziekte (disease) is er een verstoring van de normale werking van het lichaam, waarbij de oorzaak van deze verstoring bekend is.
Bij een syndroom (syndrome) zijn er een of meer symptomen of klachten die duiden op een verstoring van de normale werking van het lichaam, maar is de oorzaak van die klachten is niet bekend.

Slide 4 - Tekstslide

Een weetje......
Aan een groot aantal syndromen is een eigennaam verbonden, meestal die van degene(n) die het syndroom het eerst beschreven heeft (hebben) (bijv. syndroom van Gilles de la Tourette), veelal op een moment dat de oorzaak (en dus de samenhang van de diverse ziekteverschijnselen) nog niet duidelijk was, bijv. syndroom van Menière en syndroom van Cushing.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Het syndroom kenmerkt zich vooral door beperkingen in de sociale interacties en een beperkt repertoire aan interesses en activiteiten. Anders dan bij de autistische stoornis is er geen sprake van vertraging in de ontwikkeling van de taalvaardigheid op lage leeftijd, en is er normale tot hoge intelligentie en een gemiddelde neiging tot het maken van contact.
A
Syndroom van Bloom
B
Syndroom van Asperger
C
Syndroom van Gilles de la Tourette
D
Syndroom van Rett

Slide 7 - Quizvraag

Welk syndroom kan zich ontwikkelen na een ontvoering?
A
Syndroom van Shulman
B
Syndroom van Fanconi
C
Syndroom van Peter Pan
D
Stockholmsyndroom

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekend het Syndroom van Bean
A
Iemand die het ontwikkelniveau heeft op kleuter niveau (zoals Mr Bean)
B
Iemand die een fascinatie heeft op knuffel beren.
C
Er ontwikkelen zich boonachtige bloedstolsels op het lichaam.
D
Iemand die alleen maar bonen kan / wil eten.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is niet waar over het syndroom van Gilles de la Tourette
A
Het syndroom is vernoemd naar Gilles de la Tourette
B
Dit syndroom is genetisch overdraagelijk
C
Bij dit syndroom hebben cliënten last van Tics
D
Alle cliënten met dit syndroom gebruiken grof taalgebruik.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het zeemeerminnen syndroom?
A
Bij dit syndroom zijn de benen van de feutis vergroeit
B
Hierbij groeien er kieuwen aan de zijkant van het hoofd van de feutis.
C
Bij dit syndroom heeft de cliënt last van een rimpelhuid / weke huid.
D
Dit syndroom bestaat niet.

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Genen en chromosomen
Chromosomen zijn lange strengen DNA die al onze erfelijke eigenschappen bepalen. Deze DNA strengen zijn in stukjes te verdelen die elk een ‘programma’ voor een van onze erfelijke eigenschappen bevatten: onze genen. Er bestaan in totaal 23 verschillende chromosomen en elke cel in ons lichaam heeft normaal 46 chromosomen: twee van elk type. In de kernen van onze lichaamscellen vormen chromosomen van hetzelfde type een paar. Elke cel bezit dus normaal 23 paren chromosomen.

Slide 14 - Tekstslide

Een chromosoom teveel
Zoals gezegd, kan een syndroom ontstaan door een fout in een van de chromosomen. Zo kan er een chromosoom te veel zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het syndroom van Down. Mensen met dit syndroom hebben een lichte tot ernstige verstandelijke beperkingen en ontwikkelen zich langzamer. Veel mensen met dit syndroom hebben vaak medische problemen.

Slide 15 - Tekstslide

Een incompleet chromosoom
Het kan ook voorkomen dat er een stukje van een van de chromosomen ontbreekt. Dit wordt deletie genoemd. Een deletie kan op elk chromosoom voorkomen. Het syndroom met de ingewikkelde naam 22q11.2 deletie syndroom is hier een voorbeeld van. Hierbij is de ontwikkeling van taal en spraak langzamer en zijn er leer- en gedragsproblemen. De ernst van de gevolgen van het ontbreken van een stukje is afhankelijk van welk stukje ontbreekt.

Slide 16 - Tekstslide

Een chromosoom te weinig
Bij het syndroom van Turner ontbreekt er een chromosoom. Dit syndroom komt enkel bij vrouwen voor. Een van de X-chromosomen ontbreekt of heeft een afwijkende vorm. De kenmerken zijn vooral fysiek: zij zijn vaak kort van stuk en kampen vaak met problemen met het hart, nieren en schildklier. Ook de eierstokken ontwikkelen niet goed, wat onder andere gevolgen heeft voor de vruchtbaarheid. Vrouwen met dit syndroom hebben echter geen verstandelijke beperking!

Slide 17 - Tekstslide

Verandering van een chromosoom
Bij het Fragiele X syndroom is er sprake van een mutatie (verandering) van een gen (stukje chromosoom). Dit verklaart bijvoorbeeld de wat afwijkende lichaamsverhoudingen (b.v. een langer gezicht, grotere oren, platvoeten) van de patiënten. Kinderen met dit syndroom leren later lopen en praten en hebben een verstandelijke beperking.

Slide 18 - Tekstslide

Niet alle syndromen door chromosomen
Let wel: syndromen KUNNEN veroorzaakt worden door een foutje in een van de chromosomen en dus aangeboren en/of erfelijk zijn, maar dat is zeker niet in alle gevallen zo. Er zijn veel omgevingsfactoren die mede van invloed kunnen zijn: leefstijl, drugsgebruik, traumatische ervaringen enz. Er wordt nog veel onderzoek gedaan en van de meeste syndromen is nog niet bekend hoe zij precies ontstaan.

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Een aantal ingeleverd via Curio ZW

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link