Test

1 / 11
volgende
Slide 1: Kaart
InformaticaMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Kaart

Slide 2 - Tekstslide

Wat hoort onder andere
bij Mediawijsheid?
A
Goed kunnen omgaan met programma's en applicaties
B
Goed op de hoogte zijn van actuele dingen zoals het nieuws
C
De programmeertalen Python en HTML
D
Het herkennen van nepnieuws en verstandig omgaan met social media

Slide 3 - Quizvraag

Hoe schat je jouw eigen ICT basisvaardigheden in?
A
Ik ben een ICT-professional!
B
Ik ben behoorlijk goed
C
Ik kan nog wel wat bijleren
D
Ontzettend slecht

Slide 4 - Quizvraag

Waar draait Mediawijsheid
nog meer om?
A
Zo veel mogelijk likes en views scoren!
B
Je actief en bewust op het internet begeven
C
Een goede uitleg kunnen geven aan programma's en applicaties
D
Zorgen dat je social media een beetje up to date is

Slide 5 - Quizvraag

Waar staan de letters ICT in
ICT basisvaardigheden voor?
A
Informatie en Computertechnologie
B
Internet en Communicatie - technologie
C
informatie- en communicatietechnologie
D
Internationale Communicatie - training

Slide 6 - Quizvraag

Wat heeft iedereen die zich op het internet begeeft en dingen op social media doet/zegt?
A
Verantwoordelijkheid
B
Wifi
C
Followers
D
Cybersecurity

Slide 7 - Quizvraag

Wat is géén ICT
basisvaardigheid?
A
Tekst verwerken
B
Mails versturen
C
Presentatie maken
D
Programmeren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het grote
voordeel van werken
in de cloud?
A
Je kan ook bij je bestanden op andere laptops/computers
B
Het heeft het mooiste online design
C
Het is ontzettend goed beveiligd
D
Het is lekker luchtig

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een groot
nadeel van werken
op de cloud?
A
Je hebt een betaald abonnement nodig
B
Werkt niet zonder internetverbinding
C
Het is alleen in het Engels beschikbaar
D
Het werkt alleen op een chromebook

Slide 10 - Quizvraag

Waardoor hebben zoveel mensen moeite met ICT basisvaardigheden?
A
Programmeren is ontzettend moeilijk!
B
Alles is tegenwoordig gebruikersvriendelijk
C
Ze hebben de apparaten niet allemaal
D
Al die technologie is behoorlijk duur!

Slide 11 - Quizvraag