Post verwerken

Post verwerken


       interne post - inkomende post - uitgaande post-
post adresseren - post frankeren

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Post verwerken


       interne post - inkomende post - uitgaande post-
post adresseren - post frankeren

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les:

- kun je de volgende begrippen uitleggen:
   inkomende post - uitgaande post - interne post
- Post adresseren.
- Post frankeren

Slide 2 - Tekstslide

Instructie
Interne post: 
intern betekent binnen.

De post is bedoeld voor in het bedrijf.
Voor een collega of afdeling.

Slide 3 - Tekstslide

Instructie
Uitgaande post:

Poststukken die je naar een ander bedrijf verstuurt.

Inkomende post:
Poststukken die je van een ander bedrijf, school of persoon krijgt.

Slide 4 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij de uitleg?
DHL bezorgt een pakket. Het bedrijf heeft nieuwe kantoorartikelen besteld
A
Inkomende post
B
Uitgaande post
C
Interne post

Slide 5 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij deze omschrijving:
Poststukken die een bedrijf verstuurt?
A
Inkomende post
B
Uitgaande post
C
Interne post
D
Vertrouwelijke post

Slide 6 - Quizvraag

Afkortingen

- kun je de volgende afkortingen uitleggen:
   IF - BA - BS - VF - OF - KL

- ken je de regels voor het adresseren van post

Slide 7 - Tekstslide

Afkortingen
Post wordt bij aankomst geregistreerd en voorzien van een kenmerk:

BA = bankafschriften
BS = bestellingen
VF = verkoopfacturen
OF = offertes
KL = klachten

Slide 8 - Tekstslide

Adresseren
Regels voor het adresseren van post: ONTVANGER

Slide 9 - Tekstslide

Adresseren
Regels voor het adressen van post: AFZENDER


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Frankeren
Frankeren
Een poststuk wordt voorzien van een postzegel, frankeerstempel of postzegelcode. Dit dient als bewijs van betaling

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht Postverwerken
Vraag de docent naar de materialen die je nodig hebt om deze opdracht te maken
* Sorteer de inkomende post op de juiste afkortingen.
* Sorteer de post op de juiste naam.
* Adresseer 6 poststukken
* Frankeer de 6 poststukken.

Slide 13 - Tekstslide