KNM 5 - Dienstverlening in Nederland (Quiz)

Kennis Nederlandse Maatschappij

Hoofdstuk 5 (Quizvragen)
Dienstverlening in Nederland
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Kennis Nederlandse Maatschappij

Hoofdstuk 5 (Quizvragen)
Dienstverlening in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel cijfers heeft een Burgerservicenummer (BSN)?
A
8
B
10
C
9
D
11

Slide 2 - Quizvraag

Waar staat de afkorting BSN voor? Welk woord wordt hier mee bedoeld?

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent het woord: ' inkomen '
A
salaris
B
belasting
C
geld
D
loon

Slide 4 - Quizvraag

Hoe vaak betaal je gemeentebelasting?
A
elke maand
B
1x per jaar
C
elk half jaar
D
3x per jaar

Slide 5 - Quizvraag

Je koopt een blikje cola in de supermarkt. Betaal je dan BTW?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Voor welke datum moet je elk jaar belastingaangifte doen?
A
1 april
B
1 maart
C
1 mei
D
1 juni

Slide 7 - Quizvraag

Wat is belastingaangifte doen?
A
de regering informatie geven over je inkomen
B
naar de politie gaan en officieel iets vertellen
C
praten met de bank over je bankrekening
D
de docent geld geven

Slide 8 - Quizvraag

Hoe lang duurt het voordat je geld terug krijgt van de Belastingdienst?
A
1 week
B
1 jaar
C
3 weken
D
3 maanden

Slide 9 - Quizvraag

Wat is in termijnen betalen?
A
geld in 1x overmaken
B
geld in periodes terugbetalen
C
geld lenen
D
geld niet terugbetalen

Slide 10 - Quizvraag

Hoe kun je bezwaar maken bij de Belastingdienst? Twee antwoorden zijn goed.
A
online een formulier invullen
B
een brief sturen
C
bellen
D
een WhatsApp bericht sturen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een laag inkomen?

Slide 12 - Open vraag

Een toeslag krijgen betekent dat je extra geld krijgt. Welke toeslagen zijn er?
A
koophuis-, verzekering-, kindertoeslag
B
boodschappen-, belasting-, studietoeslag
C
huur-, zorg-, kinderopvangtoeslag
D
huur-, zorg-, ouderenopvangtoeslag

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een DigiD?
A
een gebruikersnaam en wachtwoord
B
een pasje
C
een cijfercode
D
een legitimatiekaart

Slide 14 - Quizvraag

Waarom moet je DigiD geheim blijven?

Slide 15 - Open vraag

Hoe noem je betalen met een pinpas?
A
contant betalen
B
pinnen
C
dabben
D
swipen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is ' rood staan' ?
A
minder dan 0 euro op jouw rekening
B
meer dan 0 euro op jouw rekening

Slide 17 - Quizvraag

vaste lasten

Slide 18 - Woordweb

Wat is een automatische incasso?
A
maandelijks stuur je een formulier op
B
wekelijks moet jij het geld overmaken
C
bedrijven halen zelf het geld van jouw rekening
D
vaste lasten moet je contant betalen

Slide 19 - Quizvraag

Waar staat IND voor?
A
Integratie Nederland Dienst
B
Integratie Naturalisatie Dienst
C
Immigratie Naturalisatie Dienst
D
Immigratie Naturel Dienst

Slide 20 - Quizvraag

Je komt uit de EU, je wil naar Nederland. Zijn er meer / minder regels?
A
meer
B
minder

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een MVV?
A
visum
B
verblijfsvergunning
C
paspoort
D
legitimatie

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer moet je een verblijfsvergunning aanvragen?
A
als je langer dan 1 week wilt blijven
B
als je langer dan 2 maanden wilt blijven
C
als je langer dan 3 maanden wilt blijven
D
als je langer dan 1 dag wilt blijven

Slide 23 - Quizvraag

Naturalisatie betekent dat je de Nederlandse Nationaliteit krijgt. Je krijgt dan meer rechten. Noem een recht wat je krijgt.

Slide 24 - Open vraag

Wat hoeft niet om de Nederlandse nationaliteit te krijgen?
A
achttien jaar of ouder zijn
B
vijf jaar in Nederland wonen of trouwen met een Nederlander
C
rekenen op 1F niveau
D
Nederlands lezen en schrijven op A2 niveau

Slide 25 - Quizvraag

Waar kun je de Nederlandse nationaliteit aanvragen?
A
de advocaat
B
de belasting
C
de IND
D
de gemeente

Slide 26 - Quizvraag