KERN les 45 en 46

Nederlands
Het persoonlijk en het bezittelijk voornaamwoord
en aanwijzend voornaamwoord
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Het persoonlijk en het bezittelijk voornaamwoord
en aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Doel

Aan het einde van de les ken je de volgende woordsoorten:

- persoonlijk voornaamwoord 

- bezittelijk voornaamwoord

  - aanwijzend voornaamwoord 


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij.
zijn verwijst naar:
A
overwinning
B
elftal
C
derde
D
behaalde

Slide 4 - Quizvraag

Hij heeft een rekenmachine voor mij meegebracht, maar zij werkt niet.
zij verwijst naar:
A
rekenmachine
B
meegebracht
C
hij
D
werkt

Slide 5 - Quizvraag

Deze en dit verwijzen naar iets
A
wat veraf is
B
wat dichtbij is

Slide 6 - Quizvraag

Die en dat verwijzen naar iets wat
A
veraf is
B
dichtbij is

Slide 7 - Quizvraag

dit en dat kunnen alleen verwijzen naar:
A
de-woorden
B
het-woorden

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Voorbeelden
  • Wie wil vanavond met mij en mijn twee broertjes naar de film?
  • Zij willen jouw sleutels, maar die zijn van jou en niet van hen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wie haalt jullie op?

Wat voor soort is het woord JULLIE?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Die telefoon van JOU is zo lelijk.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 13 - Quizvraag

MIJN telefoon ligt nog aan de lader.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het woordje 'haar' in onderstaande zin?
De jongen wees naar haar.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Noem het bezittelijk voornaamwoord.
Wat vond je van mijn doelpunt, Menno?
A
je
B
mijn
C
doelpunt
D
Menno

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag!
Maken les 46
Klaar? Nakijken

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link