sprookjes

Wat gaan we doen vandaag?
  • Fictie en schrijfvaardigheid combineren
  • Je leert over sprookjes
  • Je gaat een einde van een bekend sprookje herschrijven
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
  • Fictie en schrijfvaardigheid combineren
  • Je leert over sprookjes
  • Je gaat een einde van een bekend sprookje herschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerken sprookjes
  • Plaats en tijd niet bekend 
  • En ze leefden nog lang en gelukkig.... Levensles ->Het goede wordt beloond en het kwade bestraft
  • Eenvoudig taalgebruik met een magisch tintje

Slide 2 - Tekstslide

Personages en symboliek

  • Molenaars en houthakkers 
  • Koningen, prinsessen 
  • Heks, fee, tovenaar, dwerg, kabouters
  • Personages gaan op reis. Symbool voor de verschillende levensfases, het nieuwe onbekende tegemoet.
  • Getallen spelen een belangrijke rol

Slide 3 - Tekstslide

Volksprookjes
  • Orale / mondelinge literatuur
  • Sprookje is verwant aan het woord 'spreken'
  • Niet bekend wie het verhaal verzonnen heeft
  • Sprookjes zijn eeuwenoud en komen over heel de wereld voor (soms hetzelfde grondverhaal)
  • Roodkapje, Sneeuwwitje en De wolf en de zeven geitjes

Slide 4 - Tekstslide

Boodschap

  • Er zit een boodschap / moraal  in het verhaal
  • Problemen voor (jong)volwassenen komen aan bod
  • Sprookjes oorspronkelijk niet bedoeld voor kinderen (vol met gruwelijke en platvloerse elementen)

Slide 5 - Tekstslide

Gebroeders Grimm
  • Door het ontstaan van de boekdrukkunst gingen steeds meer mensen lezen
  • Gebroeders Grimm reisden rond en tekenden de volkssprookjes op in een boek.
  • De verhalen werden aangepast voor kinderen > opvoedkundige verhalen (luister naar je ouders).

Slide 6 - Tekstslide

Cultuursprookjes
  • Deze sprookjes zijn door schrijvers verzonnen.

Voorbeelden
  • Hans Christian Andersen (De kleine zeemeermin)
  • Godfried Bomans
  • Raveleijn van Paul van Loon

Slide 7 - Tekstslide

Sprookjes steeds minder gruwelijk

Slide 8 - Tekstslide

.....en steeds zoeter

Slide 9 - Tekstslide

Lievelingssprookjes

Slide 10 - Woordweb

Het woord sprookje is verwant aan het woord spreken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Welk sprookje behoort niet tot de volkssprookjes
A
De wolf en de zeven geitjes
B
Roodkapje
C
Assepoester
D
De kleine zeemeermin

Slide 12 - Quizvraag

Sprookjes zijn speciaal bedacht voor kinderen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Wie schreef de volkssprookjes op?
A
De gebroeders Grimm
B
Godfried Bomans
C
Walt Disney
D
Hans Christian Andersen

Slide 14 - Quizvraag

Sprookjes bevatten oorspronkelijk vaak een levensles
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Er worden nog steeds nieuwe sprookjes geschreven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Grimm's Rattenvanger
In de tegenwoordige versie brengt de rattenvanger de kinderen naar een grot, waar hij ze verstopt tot hij losgeld krijgt.

 In het oorspronkelijke verhaal lokt de rattenvanger de kinderen net als de ratten naar de rivier. Alle kindertjes verdrinken, op één na, omdat het arme joch te kreupel was om de meute bij te houden. 


Slide 17 - Tekstslide

De kleine zeemeermin
In de versie van Hans Christaan Andersen trouwt de prins met een ander. Ariël stort  zich in het schuim van de zee. Ze moet 300 jaar lang goede daden verrichten en mag dan met ziel en zaligheid naar de hemel vertrekken. 

Bij Disney  trouwt ze gewoon met haar prins en leven ze nog lang en gelukkig!

Slide 18 - Tekstslide

Roodkapje 
De oude versie wordt  Roodkapje weg naar haar oma, misleidt door de wolf, en uiteindelijk opgegeten.  Het moraal van het verhaal is dat je niet zomaar aanwijzingen van vreemdelingen moet aannemen. Zeker niet als het wolven zijn…

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf zelf een einde  
De hele nacht dwaalden Hans en Grietje door het bos. Ze waren moe, hongerig en heel verdrietig en raakten steeds verder van huis....
  • 20 minuten, dus let goed op de tijd!
  • Het mag goed of fout aflopen
  • Schrijf volledige zinnen, spelling, hoofdletters en punten. 
  • Verzin iets origineels!

Slide 20 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Lees je einde voor aan je klasgenoten

  • Lees je einde voor in je groepje
  • Bespreek met elkaar:
  1. Wie heeft het meest verrassende einde? Waarom?
  2. Welk sprookje zou Disney willen gebruiken voor een film? Waarom?
  3. Wel sprookje lijkt het meest op een sprookje van vroeger? Waarom?

Slide 22 - Tekstslide

Wat heb ik geleerd?
  • Oorsprong en ontwikkeling van sprookjes
  • Een nieuw einde (of juist ouderwets?) einde voor een sprookje geschreven. 

Slide 23 - Tekstslide