Year 2 practice 3

ENGLISH
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

ENGLISH

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1st = first
15th= ___

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

9th =

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

11th=

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3rd =

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

afwasser in English

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

tweede chef-kok in English

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

rundvleessalade in English

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

champignonroomsoep in English

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

oester in English

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Plural (meervoud)

A
tomatoe's
B
tomattoes
C
tomatoes
D
tomatoos

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plural (meervoud)
A
babys
B
babbies
C
baby's
D
babies

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plural (meervoud)
A
kiwis
B
kiwi's
C
kiwies
D
kiwys

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fish
octopus
cod
sardines
trout

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vegetables
Brussels sprouts
artichoke
fennel
cabbage

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Well-known world dishes
paella
pierogi
fish n chips
poutine

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

citroen
banaan
limoen
amandel
banana
almond
lime
lemon

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

What does the abbreviation n/a stand for?
A
not available
B
not applicable
C
non available
D
non applicable

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They will always be friends.
A
future, you have proof this will happen.
B
future, you have no proof that this will happen.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We _________ to work from 7 to 5.
A
have to
B
should
C
must

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I like uniforms. In my opinion, everybody __________ wear them.
A
have to
B
should
C
must

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We ___________ wear uniforms at school. Everybody wears jeans and a white t-shirt.
A
have to
B
should
C
must

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In a semi-formal e-mail, what does IMHO stand for?
A
In My Holy Ordinance
B
In My Humble Opinion
C
In Most Horrible Occasions
D
Indirect Marketing House Office

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I am doing the dishes right now.
A
Present simple
B
Present continuous
C
Present perfect
D
Past simple

Slide 24 - Quizvraag

Something is happening right now. (action)
I have lived here since 2017.
A
past perfect
B
present perfect
C
past simple
D
present continuous

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What does ASAP mean?
A
As Soon As Plausible
B
As Soon As Possible
C
As Swift As Possible
D
As Swift As Plausible

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I wrote a letter yesterday.
A
past perfect
B
present perfect
C
past simple
D
present continuous

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What does TBH means in WhatsApp text messages?
A
Throw Back Holiday
B
Too Busy Hiding
C
To Be Honest
D
Totally Bogus Hide-out

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What does SMH means in WhatsApp text messages?
A
Show Me (the) HONEY
B
Send Me Help
C
Shaking My Head
D
So Many Houses

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I __________ call my mom today before it is too late. It's one of my priorities.
A
have to
B
should
C
must

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 31 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
You two ....
A
has waited
B
have waited

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Her brother ....
A
has lived
B
have lived

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What does FYI mean?
A
First You than I
B
First Year Income
C
For Your Interest
D
For Your Information

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sheri ....
A
has disturbed
B
have disturbed

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies