Hoofd en bijzaken Formeel informeel

Hoofd- en bijzaken
Formeel informeel taalgebruik

Learbeat 2.5 - Samenvatten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofd- en bijzaken
Formeel informeel taalgebruik

Learbeat 2.5 - Samenvatten

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een samenvatting volgens jou?

Slide 2 - Woordweb

Wat zijn hoofdzaken volgens jou?

Slide 3 - Open vraag

Hoofd- en bijzaken
De belangrijke stukken informatie noem je hoofdzaken en de informatie die niet zo belangrijk is, noem je bijzaken.

Slide 4 - Tekstslide

Kernzinnen

  • Belangrijkste zin van de alinea, dus de hoofdzaak
  • (Meestal) de eerste, tweede of laatste zin van een alinea

Slide 5 - Tekstslide

Bijzaken
Minder belangrijke stukken tekst:
  • voorbeelden 
  • extra uitleg 
  • dingen die de tekst duidelijker of leuker maken 
  • herhalingen

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je de hoofdzaken in een tekst?
  1. Lees de tekst goed en  probeer in eigen woorden aan jezelf te vertellen waar de tekst over gaat. 
  2. Kijk naar de titel, de inleiding en het slot: hier staan vaak de hoofdzaken.
  3. Bekijk de kernzinnen in elke alinea.
  4. Kijk of er nog feiten, jaartallen of andere kenmerken van het onderwerp in de tekst staan.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de hoofdzaak?
'De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw De Jong voor haar honderdste verjaardag. Mevrouw De Jong woont in een verzorgingstehuis.'
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw De Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw De Jong woont in een verzorgingstehuis.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de hoofdzaak?
'Alle leerlingen van klas twee hebben voor de vakantie de boswachter geholpen. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos. In het bos werden ze in groepen verdeeld.'
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de vakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen verdeeld.

Slide 9 - Quizvraag

Teksten met meer alinea's
  • Iedere alinea heeft een hoofdzaak --> een schrijver wil in iedere alinea iets vertellen. 
  • Dit zijn de deelonderwerpen per alinea
  • Rest van de alinea zijn bijzaken.

Slide 10 - Tekstslide

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar de tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 11 - Quizvraag

Waar vind je de hoofdzaken van een tekst?
A
In de inleiding en de kernzinnen
B
In de kernzinnen
C
In de inleiding en het slot
D
In de inleiding, de kernzinnen en het slot

Slide 12 - Quizvraag

Verschil formeel/informeel taalgebruik
Formeel
Informeel
u
jij
meneer, mevrouw
voornaam
geachte
beste, ha, hallo, hoi
hoogachtend, hartelijke groeten, vriendelijke groet
groetjes, doei, later, x
hij, hem, zij
ie, 'm, ze

Slide 13 - Tekstslide

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Laat je snel iets van je horen?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 14 - Quizvraag

Gaat het in de onderstaande zin om formeel of informeel taalgebruik?

Met vriendelijke groet,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 15 - Quizvraag

Waaronder valt straattaal?
A
Formeel taalgebruik
B
Informeel taalgebruik

Slide 16 - Quizvraag