3K - Nederlands, schrijfvaardigheid les 1

Welkom!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Terugblik op 1.1 t/m 1.3 lezen
Start 1.4 schrijven 

Slide 2 - Tekstslide

Het schrijven van een zakelijke brief:

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
In deze lessen leer je:

- eenvoudige zakelijke brieven te schrijven
- de vaste volgorde van een zakelijke brief
- je woordgebruik en toon aan je publiek aan te passen
- verwijswoorden gebruiken (die, dat, wat)


Slide 4 - Tekstslide

Wanneer zou je een
zakelijke brief
kunnen schrijven?

Slide 5 - Woordweb

Zakelijke brief
Een zakelijke brief schrijf je aan iemand die je niet persoonlijk kent.

Ook kun je een zakelijke brief schrijven aan een bedrijf, winkel, stichting, vereniging of een ander instituut.

Een zakelijke brief is altijd formeel van toon.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een zakelijke brief?
A
Sollicitatiebrief
B
Brief aan de buurman
C
Brief aan een penvriend
D
Klachtenbrief

Slide 7 - Quizvraag

Een ander woord voor zakelijke brief is
A
informele brief
B
formele brief

Slide 8 - Quizvraag

Noem 2 verschillen tussen een zakelijke en een persoonlijke
brief of e-mail:

Slide 9 - Open vraag

Aanhef
Kern
afsluiting
Slot
Onderwerp
Inleiding
Ik hoop dat u mij toestemming geeft.
Mag ik mijn werkstuk later inleveren?
Beste meneer Bokma,
Met vriendelijke groeten, (je naam)
Latere inlevering
Jammer genoeg is mijn werkstuk  niet af.

Slide 10 - Sleepvraag

Zakelijke brief

Let op:

Onderwerp en plaats + datum mag je ook omdraaien.

Slide 11 - Tekstslide

Zakelijke brief

Slide 12 - Tekstslide

Pak nu blz. 35 in je boek (A) voor je

Slide 13 - Tekstslide

Zet in de goede volgorde
Eigen naam
adres
postcode woonplaats
Plaats, datum
Naam ontvanger
adres
postcode woonplaats
Betreft: (Onderwerp)
Aanhef

Slide 14 - Sleepvraag

Wat zijn verwijswoorden?
A
Een woord dat een schuldige aanwijst
B
Een groepje woorden.
C
Een woord dat verwijst naar een ander woord of stukje tekst.
D
Een woord dat gebruikt wordt om de tekst beter leesbaar te maken.

Slide 15 - Quizvraag

Verwijswoorden: dat, die, wat
Als je verwijswoorden gebruikt, wordt een tekst afwisselender en prettiger om te lezen.

dat: verwijst naar het-woorden
die: verwijst naar de-woorden (enkelvoud en meervoud)
wat: verwijst naar een hele zin, iets onbepaalds, een overtreffende trap

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden verwijswoorden:
In de bijlage vind je het inschrijfformulier. Dat kun je mailen naar de decaan.

Stuur ons een e-mail met je CV. Je kunt die richten aan info@ulbevanhouten.nl

---->

Slide 17 - Tekstslide

Ik ga op een camping werken, wat ik erg leuk vind.

Iets wat ik niet begrijp

Wat is het leukste wat je ooit gedaan hebt in een vakantiebaantje?

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk: 

Boek deel A

blz 34: opdracht 1 t/m 11

Donderdag 15 september: formatieve toets lezen blz 8 t/m 33

Slide 19 - Tekstslide