In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Toetsing Helpende Plus 12 januari 2023
Slide 1 - Tekstslide
bij "gewenning" heeft een zorgvrager steeds meer nodig van het medicijn
A
Juist
B
onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Als diverse medicijnen elkaars werking beinvloeden, dan noemen we dit
A
interactie
B
contra indicatie
C
bijwerking
Slide 3 - Quizvraag
bij weigering van medicatie kan je het beste:
A
rustig blijven en uitleggen waarom het medicijn nodig is
B
informatie geven over de (bij)werking van het medicijn
C
eerdere ervaringen van de zorgvrager met het medicijn bespreken
D
A, B en C zijn juist
Slide 4 - Quizvraag
een zetpil is een vorm van..... medicatie
A
enterale
B
parenterale
Slide 5 - Quizvraag
een transdermaal pleister werkt....
A
systemisch
B
lokaal
Slide 6 - Quizvraag
Richard werkt als helpende in een VVT-instelling. Vandaag heeft hij de zorg voor mevrouw Van Wijk. Tijdens het ronddelen van de medicatie vraagt mevrouw Van Wijk aan hem of hij haar dicofenac retard medicijn in vier kleine stukjes kan breken. Ze heeft namelijk wat last van haar keel en kan de tablet maar moeilijk doorslikken.
Mag Richard de diclofenac retard in vierstukjes breken?
Slide 7 - Open vraag
paracetamol
A
is een symptoom bestrijder
B
is een medicijn ter preventie van hoofdpijn
C
wordt gebruikt als supplement
Slide 8 - Quizvraag
Curatieve werking betekent:
A
aanvullend
B
genezend
Slide 9 - Quizvraag
vitamine D suppletie betekent: het tekort aan vitamine D aanvullen
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
met medicatie ter preventie willen we
A
een ziekte behandelen
B
voorkomen dat er een ziekte ontstaat
Slide 11 - Quizvraag
een zalf tegen eczeem aanbrengen is een vorm van
A
dermale medicatie
B
transdermale medicatie
Slide 12 - Quizvraag
medicatie tegen hartklachten die onder de tong gaat is
A
sublinguale medicatie
B
oculaire medicatie
C
transdermale medicatie
Slide 13 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met de vitale functies?
A
de eigenschappen die zorgen voor fitheid, zoals spierkracht, lenigheid en uithoudingsvermogen
B
functies die nodig zijn om in leven te blijven, zoals ademhaling, bloedsomloop en bewustzijn
C
de verschillende stelsels waardoor het lichaam goed kan functioneren, zoals het ademhalingsstelsel, het maag-darmstelsel,
D
de functies van de lichaamscellen om zuurstof en voedingstoffen op te nemen en koolzuur en afvalstoffen weer uit te scheiden
Slide 14 - Quizvraag
Hoeveel ademhalingen per minuut heb je gemiddeld?
A
14
B
26
C
6
D
10
Slide 15 - Quizvraag
Wat heeft een zorgvrager met een lichaamstemperatuur van 37,9
A
normale temp.
B
koorts
C
verhoging
D
onder temp.
Slide 16 - Quizvraag
Wat is in de Wet Big een voorbehouden handeling?
A
handelingen waar de cliënt vooraf aan de zorgverlener toestemming voor moet geven
B
handelingen die binnen de taken van de beroepsuitoefening van de zorgverlener behoren
C
handelingen die door een bevoegde arts uitgevoerd moeten worden
D
handelingen die door ondeskundig handelen onaanvaardbare risico's met zich mee kunnen brengen
Slide 17 - Quizvraag
Waar of niet waar? Bekwaam: Als de zorgvraag van de cliënt verandert en iemand heeft steeds meer zorg nodig. Dan moet je je afvragen, kan ik dit?
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Waar of niet waar? Een Helpende plus is bevoegd voor het verwisselen van een katheterzak?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Infectiegevaar is bij een interne katheter groter dan bij een externe Katheter
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Als je de urine controleert bij het verwisselen van de katheterzak let je op de volgende punten
A
geur-kleur-helderheid
B
geur-kleur-hoeveelheid
C
geur-helderheid-hoeveelheid
D
geur-kleur-helderheid-hoeveelheid
Slide 21 - Quizvraag
Mevrouw X plast steeds kleine beetjes, ze geeft aan dat plassen pijnlijk is, en de urine bevat "vlokken". Wat is er mogelijk aan de hand?
A
Mevrouw wil niet naar de wc
B
Mevrouw heeft iets verkeerds gegeten
C
Mevrouw vergeet te plassen
D
Mevrouw heeft blaasontsteking
Slide 22 - Quizvraag
Als een zorgvrager het toilet niet kan halen omdat hij een beperking heeft en hierdoor urine verliest noem je dit:
A
urge-incontinentie
B
overloop incontinentie
C
functionele incontinentie
D
overloop incontinentie
Slide 23 - Quizvraag
Bij welke ziekten of aandoeningen draagt men een steunkous?
A
Diabetes& Dementie
B
COPD & Parkinson
C
Diabetes, spataderen, vocht in de benen
D
Dementie
Slide 24 - Quizvraag
Als een cliënt jeuk heeft en steunkousen draagt dan
A
laat ik ze uit anders wordt het erger
B
luister ik naar de klacht maar trek ze toch aan
C
ga ik met de evv'er overleggen
D
ga ik de benen zwachtelen
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Video
Wat doe je voordat je de handeling oogdruppels gaat toedienen?
A
handen wassen
B
druppels klaarzetten
C
ogen schoonmaken
Slide 27 - Quizvraag
Antibiotica oogdruppels mogen vaak maar een maand bewaard blijven en in de koelkast, waarom is dat?
A
De werking van het middel is zo goed als weg
B
De druppels zijn op, want ze doen er nooit teveel in
C
Er komen teveel bacteriën in
D
Je hebt kans op verergering
Slide 28 - Quizvraag
Oordruppels toedienen
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Meneer de Vries heeft oordruppels Welke 5 punten moet je nagaan voordat je medicijnen geeft?
A
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon
*houdbaarheid van geneesmiddel
*juiste wijze van toediening
*juiste tijdstip
*dosering juist met wat is voorgeschreven
B
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon
*juiste huiskamer
*juiste wijze van toediening
*juiste tijdstip
*dosering juist met wat is voorgeschreven
C
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon
*wensen van de cliënt
*juiste wijze van toediening
*juiste tijdstip
*dosering juist met wat is voorgeschreven
D
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon
*wensen van de cliënt
*juiste wijze van toediening
*privacy van de cliënt
*dosering juist met wat is voorgeschreven
Slide 31 - Quizvraag
Aanreiken medicatie
Slide 32 - Tekstslide
Hoe heet het medicatie uitgiftesysteem dat je mag gebruiken in de functie van Helpende plus?
A
Baxter
B
Medicijnkar
C
Dexter
D
CIZ
Slide 33 - Quizvraag
Er zijn verschillende orale toedieningsvormen, welke hoort er niet bij en mag je als Helpende plus ook niet geven?
A
Tabletten
B
Dragee
C
Zetpillen
D
Bruistabletten
Slide 34 - Quizvraag
Je mag als helpende plus een vaardigheid uitvoeren als je
A
bevoegd bent
B
bekwaam bent
C
als je bevoegd en bekwaam bent
D
als je bevoegd en bekwaam bent én je je bekwaam voelt.
Slide 35 - Quizvraag
Als helpende plus mag je wondverzorging volgens protocol en het wondbehandelingsplan geven bij