week 5 zutphen

Spieren.
Spieren
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomie, fysiologie en pathologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spieren.
Spieren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Spierstelsel
Spieren 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Soorten spieren

Slide 5 - Tekstslide

Dwarsgestreept spierweefsel (skeletspierweefsel)
aan botten van skelet 
Zorgen ervoor dat botten bewegingen kunnen uitvoeren 
Kunnen snel samentrekken en hebben een hoge reactiesnelheid
 Het Uithoudingsvermogen is niet groot, ze raken snel vermoeid.
- met behulp van pezen aan botten vastgehecht 
* willekeurig spierweefsel (ook ademhalen)

Slide 6 - Tekstslide

Dwarsgestreept spierweefsel 
voordeel;kan snel reageren  werken 
nadeel: weefsel is snel vermoeid 

Slide 7 - Tekstslide

Glad spierweefsel 
in de wanden van holle organen zoals maag, darmen, bloedvaten, urineleiders en blaas
Staat niet onder controle van de wil 
Trekken vrij langzaam samen
Reageren traag
 Onvermoeibaar
onwillekeurig spierweefsel: kan uit zichzelf samentrekken en ontspannen

Slide 8 - Tekstslide

Glad spierweefsel 
Nadeel: samentrekken gaat veel trager dan bij dwarsgestreept
Voordeel: het is onvermoeibaar 

Slide 9 - Tekstslide

Een voorbeeld van gebruik dwarsgestreept spierweefsel is: het maken van een salto
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Een voorbeeld van glad spierweefsel is de slokdarm die het voedsel naar de maag transporteert
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Hartspierweefsel 
  • komt alleen in de hartwand voor
  •  staat niet onder controle van je wil (niet op commando je hart sneller laten kloppen)
  •  Hartspiercellen kunnen snel reageren en samentrekken
  • Hebben een kort uithoudingsvermogen
  • Door de afwisseling van rust en actie kunnen ze een heel leven lang mee
  • Werkt zelfstandig door gespecialiseerde cellen die hartspiercellen laten samentrekken 
  • regelmatige hartritme

Slide 12 - Tekstslide

even weer herhalen

Slide 13 - Tekstslide

even een herhaling

Slide 14 - Tekstslide


Wat wordt aangegeven met 2?
1
2
3
A
vertebrae
B
sternum
C
costae
D
clavicula

Slide 15 - Quizvraag

In de oorschelp zit:
A
Botweefsel
B
Beenweefsel
C
Spierweefsel
D
Kraakbeenweefsel

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de functie van kalk in het bot?
A
Zorgt voor stevigheid van het botweefsel
B
Zorgt voor buigzaamheid van het botweefsel
C
Zorgt voor de vorm van het botweefsel
D
Zorgt voor het evenwicht

Slide 17 - Quizvraag

Wat is geen functie van het skelet?
A
Stevigheid
B
Evenwicht
C
Beweging
D
Vorm

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heet het binnenste van het bot?
A
compact botweefsel
B
sponsachtig botweefsel
C
beenvlies

Slide 19 - Quizvraag

welke spierweefsel is willekeurig?
A
skeletspierweefsel
B
glad spierweefsel
C
hartspierweefsel

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een voordeel van kraakbeenweefsel maar tegelijk ook een nadeel?

Slide 21 - Open vraag

Wat is GEEN vorm van bindweefsel?
A
Collageen bindweefsel
B
Elastisch bindweefsel
C
Reticulair bindweefsel
D
Straf bindweefsel

Slide 22 - Quizvraag