1.6 Reductiedeling (meiose)

1.6 Reductiedeling (Meiose)
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.6 Reductiedeling (Meiose)

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 2

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 4

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 5

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 6

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 7

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 8

Slide 8 - Tekstslide

ToDo
1.6.1 Je kunt beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt, wat het doel van de meiose is en wat de kenmerken ervan zijn.
1.6.2 Je kunt de verschillen in de bouw van zaadcellen en eicellen noemen.
1.6.3 Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.




Slide 9 - Tekstslide

Geslachtscellen
Behalve lichaamscellen heb je ook geslachtcellen. Dit zijn de eicellen van de vrouw en de zaadcellen van de man.
De eicel is de grootste cel van het menselijk lichaam. Zaadcellen zijn veel kleiner en hebben een zweepstaart. Eicellen hebben geenstaart. 

Slide 10 - Tekstslide

 In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig. Een geslachtscel van een mens bevat geen 46 chromosomen, maar de helft daarvan (23).
zaadcel 23 chromosomen
eicel 23 chromosomen

Slide 11 - Tekstslide

Reductiedeling
  • Geslachtcellen hebben 23 chromosomen omdat ze zich op een speciale manier delen.
  • De cellen delen zich zodat elke nieuwe cel een enkele set chromosomen krijgt (dus 23 totaal).
  • Als zaadcel (23 chr.) en eicel (23 chr.) weer bij elkaar komen heeft de bevruchte cel weer 46 chromosomen

Slide 12 - Tekstslide

Meiose
Meiose 

Slide 13 - Tekstslide

Meiose
Cel waaruit de geslachtscellen ontstaan. De chromosomen zijn niet te zien. Alle chromosomen zijn in paren aanwezig.
1
Van elke DNA-keten ontstaat een kopie. De DNA-ketens worden korter en dikker. De chromosomen zijn nu zichtbaar
2
Het kernmembraan verdwijnt. De chromosomen gaan in het midden van de cel liggen. De chromosomenparen gaan uit elkaar.
3
De cel deelt: in elke dochtercel zit één chromosoom met twee DNA-ketens.
4
 De twee DNA-ketens van elk chromosoom gaan uit elkaar.
5
Er zijn vier cellen ontstaan. Per cel komt elk chromosoom slechts één keer (enkelvoudig) voor. (De chromosomen zijn nu niet meer te zien, maar voor de duidelijkheid wel getekend.)
6

Slide 14 - Tekstslide

Celdeling- Meiose
Er vinden dus 2 celdelingen plaats. In de eerste vormen zich 2 dochtercellen met 46 chromosomen elk. In de tweede deling vormen zich van elke dochtercel weer twee dochtercellen maar nu met de helft van het aantal chromosomen (23). 

Slide 15 - Tekstslide

Bevruchting
  • Bevruchting: de kern van de zaadcel vermengt zich met de kern  van de eicel. 
  • Chromosomen komen weer bij elkaar. 
  • 23 van de vader + 23 van de moeder = 46 chromosomen. 
23 chromosomen mama
23 chromosomen papa
46 chromosomen 

Slide 16 - Tekstslide

Geslacht
Bij het 23e chromosomenpaar  staat geen nummer maar ‘XX’ of 'XY'. Dit zijn de geslachtschromosomen.
Bij een vrouw zijn de geslachts - chromosomen gelijk aan elkaar. Een vrouw heeft twee X-chromosomen (XX).
Bij een man zijn de geslachts -chromosomen verschillend. Een man heeft een X- en een Y-chromosoom 


Slide 17 - Tekstslide

Het geslachtschromosoom in een eicel is altijd een X.
 Het geslachtschromosoom in een zaadcel kan een X zijn of een Y.
Bij de bevruchting ontstaat dus een chromosomenpaar XX of een chromosomenpaar XY.
De baby wordt een meisje of een jongetje, en heel soms intersekse (bijvoorbeeld een meisje met XY- chromosomen).

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aan het werk! Bio!
Wat?1.6 Reductiedeling (Meiose) - opdrachten 1 t/m 8.

Waar? In BvJ online

Klaar? Werk aan je samenvatting
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 1

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 2

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 3

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 5

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 6

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 7

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 8

Slide 27 - Tekstslide

TADAAA
Kan ik beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt, wat het doel van de meiose is en wat de kenmerken ervan zijn?
Ja, makkie
Ja, maar ik moet er wel over nadenken
Nee, ik raak nog erg in de war
Ik snap dit niet goed
Ik snap er helemaal niets van

Slide 28 - Poll

TADAAA
Kan ik de verschillen in de bouw van zaadcellen en eicellen noemen?

Ja, makkie
Ja, maar ik moet er wel over nadenken
Nee, ik raak nog erg in de war
Ik snap dit niet goed
Ik snap er helemaal niets van

Slide 29 - Poll

TADAAA
Kan ik beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen?
Ja, makkie
Ja, maar ik moet er wel over nadenken
Nee, ik raak nog erg in de war
Ik snap dit niet goed
Ik snap er helemaal niets van

Slide 30 - Poll