Thema 6: voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Thema 6: voedingsmiddelen en voedingsstoffen
1 / 84
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 84 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 11 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 6: voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

regels tijdens de lessen
  • Tijdens de uitleg ben je stil en luister je.
  • Schrijf je huiswerk op in je agenda
  • Zorg dat je je huiswerk maakt.
  • Huiswerk niet af? Betekend dat de volgende les al het huiswerk af moet     zijn en gecontroleerd wordt.
  • Bij 3 x huiswerk niet gemaakt worden mentor geïnformeerd.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 1 en 2

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag:
welke 2 groepen voedingsmiddelen zijn er?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

plantaardige voedingsmiddelen
grootste deel van onze voedingsmiddelen komen van planten.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dierlijke voedingsmiddelen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voedingsmiddelen etiket

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

vraag: 
wat is het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht
Welke 6 groepen voedingsstoffen zijn er? Zoek deze op en schrijf bij elk een voorbeeld. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

tot 2 min 50

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gevarieerd eten?
gevarieerd eten?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voedselhygiene
- kopen
- wassen
- bewaren
- voorkomen kruisbesmetting
- verhitten

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

huiswerk
: theorie Thema 6 paragraaf 1 en 2


         WB: thema 6 opdracht 1,3,4,9,12,13

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 3 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoeveel is gezond?
groot deel van de voeding wordt gebruikt als brandstof voor de energie die je lichaam nodig heeft.

de eenheid (maat) voor energie is joule ( afgekort J). 
Een Kilojoule is 1000 Joule.

Een oudere eenheid die nog steeds gebruikt wordt in calorie (cal).
Een Kilocalorie (Kcal) is 1000 cal.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

vraag
niet iedereen heeft dezelfde energiebehoefte.
Waar is dit afhankelijk van?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

energiebehoefte
De energiebehoefte heeft te maken met:
  • jongen/meisje
  • leeftijd
  • groot/klein
  • activiteiten
  • Seizoen
Zolang je groeit, neemt je energiebehoefte toe. Bij ouderen neemt de energiebehoefte af.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezond gewicht.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Body Mass Index

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overgewicht
te veel eten en te weinig bewegen zorgt voor overgewicht.
met name veel vetten en koolhydraten.
Meer energie opnemen dan verbruiken.
Lengte en gewicht niet in evenwicht dan overgewicht.
Heeft ook te maken met:
- aanleg                                - medicatie
- bouw

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag:
Waarom is overgewicht slecht?

Slide 28 - Tekstslide

suikerziekte

last van gewrichten, nek rug enkels, knieen

hart en vaat ziekten.

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

ondergewicht
lengte en gewicht passen niet bij elkaar. Je neemt minder energie op dan je verbruikt.
Hierdoor ontstaat een te kort aan bouwstoffen, reservestoffen en beschermende stoffen.
Te weinig vitamine en mineralen zorgt ervoor dat je ziek wordt

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

huiswerk
: theorie Thema 6 paragraaf 3 


         WB: thema 6 opdracht 16,17,18,20,21

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 4 voedselverwerking

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde producten= voedingsmiddelen die zijn samengesteld uit verschillende grondstoffen
bijvoorbeeld tomatensoep
Ingredienten= water, vlees, tomaten

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt onze voeding vandaan?
  • Landbouw = akkerbouw, veeteelt, tuinbouw
  • akkerbouw+ tuinbouw---> voedingsgewassen
  • veeteelt-----> dieren
  • visserij-----> vissen ( schelp-en schaaldieren)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedingsmiddelenindustrie
Belangrijk omdat:
Besmetting door bacteriën en schimmels voorkomen
  • houden aan regels voedsel hygiëne
  • speciale kleding dragen





Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Behandelen zodat het niet bederft

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conserveermiddelen
Bacterien en schimmels kunnen hier niet tegen!

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpstoffen (additieven) 
  • Natuurlijke hulpstoffen= afkomstig van planten en dieren
bv rode biet en karmijnzuur
  • Kunstmatige hulpstoffen= in de fabriek gemaakt
  • Veilige hulpstoffen hebben een E-nummer
Kleurstoffen (uiterlijk)
Smaakstoffen (smaak)
Conserveermiddelen (houdbaarheid) 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

huiswerk
: theorie Thema 6 paragraaf 4


         WB: thema 6 opdracht 24,25,

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 5 voedselvoorbereiding 

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom bereiden wij voeding?
  • 1. Beter verteren ( groenten)

  • 2. Eiwitten moeten worden omgezet in een vorm die het lichaam kan gebruiken ( vlees)

  • 3. Door voeding te verhitten gaan bacterien en schimmels dood

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende manieren van bereiden
  • koken
  • bakken
  • frituren
  • blancheren ( filmpje)
  • stomen ( filmpje)
  • braden
  • smoren/stoven
  • roerbakken (wokken)

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Link

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 49 - Video

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 50 - Video

Deze slide heeft geen instructies

huiswerk
: theorie Thema 6 paragraaf 5


         WB: thema 6 opdracht 26,27

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je voedsel conserveren ? Welk woord hoort er niet bij ?
A
drogen
B
frituren
C
vacuum
D
invriezen

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen conserveermiddel?
A
suiker
B
water
C
zuur
D
zout

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn hulpstoffen?
A
middelen die worden toegevoegd om voedingsmiddelen niet te laten bederven
B
middelen die worden toegevoegd om ze langer houdbaar of aantrekkelijk te maken
C
middelen die worden toegevoegd om bacteriën te doden

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn E-nummers?
A
nummers van de 6 voedingsstoffen
B
nummers waar je veel Energie van krijgt
C
nummers voor hulpstoffen die door de EU veilig zijn bevonden

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de voordelen van het bereiden van voedsel?
A
De celwanden van planten worden alvast een beetje stuk gemaakt
B
Eiwitten in vlees worden omgezet in eiwitten die het lichaam kan gebruiken
C
Door verhitting worden bacteriën en schimmels gedood
D
alle drie zijn goed

Slide 56 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 6 +7 verteringsstelsel 

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

darmkanaal
De slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, dunne en dikke darm vormen het darmkanaal

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verteringssappen
  • verteringsklieren ( speekselklieren, maagsapklieren) geven verteringssappen af.
  •  Voorbeelden van verteringssappen is speeksel en maagsap.
  • Verteringssappen zetten voedingsstoffen om in   verteringsproducten.
                                                      
                                                  voedingsstoffen
verteringklier ->verteringssap -> verteringsproduct

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

darmperistaltiek
in de wand van het darmkanaal bevinden zich 2 soorten spieren
kringspieren en lengtespieren.
Deze spieren zorgen voor het vooruit duwen van de voedselbrij.
door het afwisselend samentrekken van de spieren ontstaan peristaltische bewegingen.

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

slokdarm
verbinding tussen keelholte en maag
voedsel wordt verplaatst door peristaltische bewegingen

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maag
  • in de wand liggen maagsapklieren
  • maag is tijdelijke opslag van voedsel
  • maagportier sluit maag af van 12vingerige darm en laat kleine hoeveelheden voedsel door.

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lever
functies:
  • productie/afgifte van gal
  • glucosestofwisseling

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gal
gal verteert GEEN voedsel en is dus GEEN verteringssap.

Gal verdeeld grote vetdruppels in kleine vetdruppels : emulgeren.

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 74 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 8 het gebit

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf  9 Eerlijk zullen we alles delen

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerlijk zullen we alles delen
Is er in Nederland voor iedereen genoeg voedsel beschikbaar?

Ondervoeding: Mensen eten te weinig, doordat er niet genoeg voedsel is of doordat ze niet genoeg voedsel kunnen kopen

Slide 77 - Tekstslide

Je hebt voedsel nodig om in leven te blijven.

Het antwoord is ja, maar geldt dit voor alle landen van de wereld? Het antwoord is nee.

Vooral in ontwikkelingslanden lijden veel mensen aan ondervoeding. 
vraag
Wat vind jij ervan dat er niet voor iedereen genoeg voedsel beschikbaar is?

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel energie heeft een mens nodig?
Ongeveer 7.100 kJ is de minimale energiebehoefte per dag voor een volwassen mens

Slide 79 - Tekstslide

De minimale hoeveelheid energie die een volwassen mens nodig heeft om in leven te blijven. Maar dat is alleen voldoende als je geen lichamelijke inspanning verricht.

Een volwassene die zware lichamelijke spanning verricht, heeft minstens 12.200 kJ nodig. En vooral in ontwikkelingslanden moeten mensen zware lichamelijke inspanning verrichten, omdat er vrijwel geen (landbouw)machines zijn.
Oneerlijk verdeeld
  • Goed en gezond voedsel wordt vernietigd door overproductie
  • Goed en gezond voedsel wordt als veevoer gebruikt

Nederland is minder afhankelijk van de natuur in vergelijking met ontwikkelingslanden, maar hoe?

Wij kunnen de mensen in ontwikkelingslanden helpen, maar het is belangrijk dat ze zichzelf kunnen redden.

Slide 80 - Tekstslide

Er zijn nog steeds landen waar mensen (vooral kinderen) doodgaan van de honger. En dat terwijl er genoeg voedsel is om alle mensen op aarde te kunnen laten eten. Het voedsel is alleen niet eerlijk verdeeld.

Wij kunnen producten in kassen verbouwen. Wij kunnen voedsel bewaren, bijvoorbeeld in graansilo's of in grote vriesloodsen. En bij ons mislukt de oogst bijna nooit volledig. Ook hebben we goede vervoersmogelijkheden. Zo kunnen we snel voedsel ergens andere vandaan halen.

In ontwikkelingslanden is dat allemaal anders. De oogst mislukt daar regelmatig, bijvoorbeeld door langdurige droogte. In die noodsituaties helpen we door geld te geven aan allerlei acties. Daardoor zijn veel mensen van de hongerdood gered. Het is vooral belangrijk dat de mensen in ontwikkelingslanden zichzelf kunnen redden. Bijvoorbeeld met goede landbouwmethoden, zodat de oogst niet zo snel meer mislukt. En samen zorgen voor goede vervoersmogelijkheden.
Ondervoeding
Niet alleen te weinig voedsel, maar ook een tekort aan bepaalde voedingsstoffen kan leiden tot ondervoeding

In ontwikkelingslanden: eiwitten
  • Op korte termijn: slap en moe
  • Op lange termijn: groei en ontwikkelingsproblemen

Maar ook in de rest van de wereld!

Slide 81 - Tekstslide

In ontwikkelingslanden zijn veel mensen ondervoed door een gebrek aan eiwitten. Bij een tekort aan eiwitten gaan mensen zich slap en moe voelen. Als mensen lang weinig eiwitten binnenkrijgen , gaan hun groei en ontwikkeling langzamer. Hun hersenen kunnen beschadigd raken, waardoor ze minder goed kunnen leren. Ook krijgen kinderen opgezwollen buikjes door een tekort aan eiwitten.

Ondervoeding door een tekort aan sommige voedingsstoffen komt over de hele wereld voor. In Westerse landen eten mensen vaak onvoldoende groente en fruit. Daarnaast eten ze te veel voedingsmiddelen met koolhydraten en vetten.

Slide 82 - Video

Deze slide heeft geen instructies

huiswerk
: theorie Thema 6 paragraaf 9


         WB: thema 6 opdracht 45, 46, 47

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetsstof 


Thema 6:  paragraaf 1 t/m 9

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies