2vt1 + 2v2 - 14-16 avril 21- bron H 30 31 32 33

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Programme du 14-16 avril 2021

But: poser des questions !

Chapitre 3- nog even checken- exercice 20

Chapitre 5 

Bron H - lire page 36 livre B 

faire les exercices en ligne 30 31 32 33

2 manières pour poser des questions

-1  sans pronom interrogatif

-2 avec un

pronom interrogatif= vraagwoord

Poser des questions 

1 - Zonder vraagwoord - let op de constructie van de vraag!

	Vous parlez français?
	Est-ce que vous parlez français?
	Parlez- vous français?

Poser des questions 

1 - Zonder vraagwoord 

als een gewone zin, maar dan vragend uitgesproken	Vous parlez français?
est-ce que + gewone zin	Est-ce que vous parlez français?
inversie	Parlez- vous français?

Poser des questions

2 - Met  vraagwoord 

Vraagwoord + inversie ( PV + Onderwerp + ) ?	Comment t'appelles-tu?
Vraagwoord +est-ce que + gewone zin ?	Comment est-ce que tu t'appelles ?
gewone zin + vraagwoord?	Tu t'appelles comment ?

1. Pronom interrogatif 

Les pronoms interrogatifs= vraagwoorden

1 Wat

2 Wie

3 Waarom

4 Waar

5 Wanneer

6 Hoe

7 Hoeveel

8 Welk-e (adjectif interrogatif)

Écris les pronoms interrogatifs

Les pronoms interrogatifs= vraagwoorden

1 Wat

2 Wie

3 Waarom

4 Waar

5 Wanneer

6 Hoe

7 Hoeveel

8 Welk-e (adjectif interrogatif)

Écris les pronoms interrogatifs=vraagwoorden

1 Que/qu'est-ce que/ quoi

2 Qui

3 Pourquoi

4 Où

5 Quand

6 Comment

7 Combien

8 - quel(s) / quelles(s)

Vraagwoorden=Pronoms interrogatifs 

Traduis les pronoms interrogatifs ! Schrijf een vraagzin erbij!

Wat - 

Wie - 

Waar - 

Wanneer- 

Hoe - 

hoeveel- 

Welk-e- In welke klas zit je? 

Devoirs

Bron H  + exercices 30 31 32 33