Afronding mens en gezondheid

De gezondheid van een mens bevat drie onderdelen, namelijk.....
A
Lichamelijke, fysieke + sociale gezondheid
B
Geestelijke, mentale + lichamelijke gezondheid
C
Lichamelijke, geestelijke + sociale gezondheid
D
Geestelijke, psychische + mentale gezondheid
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

De gezondheid van een mens bevat drie onderdelen, namelijk.....
A
Lichamelijke, fysieke + sociale gezondheid
B
Geestelijke, mentale + lichamelijke gezondheid
C
Lichamelijke, geestelijke + sociale gezondheid
D
Geestelijke, psychische + mentale gezondheid

Slide 1 - Quizvraag

Een kind van 12 maanden oud leert lopen. Dit heeft te maken met:
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Sociale ontwikkeling

Slide 2 - Quizvraag

Samen lachen geeft veel plezier. Dit heeft te maken met:
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Sociale ontwikkeling

Slide 3 - Quizvraag

Waar denken jullie aan bij het woord welzijn?

Slide 4 - Woordweb

Soms krijgen mensen te maken met belemmerende factoren - dit zijn negatieve invloeden. Noem hier twee voorbeelden:

Slide 5 - Open vraag

Waar denken jullie aan bij de schijf van vijf?

Slide 6 - Woordweb

Wat is het verschil tussen een vegetariër en een veganist?
A
Een vegetariër eet wel vis en een veganist niet.
B
Een vegetariër eet wel ei en een veganist niet.
C
Een vegetariër eet wel vlees en een veganist niet.

Slide 7 - Quizvraag

Wat heb je nodig om iemands BMI uit te rekenen?
A
Lengte en gewicht
B
Alleen de lengte
C
Alleen het gewicht
D
De lengte en de buikomvang

Slide 8 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een welvaartsziekte:

Slide 9 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een voedselallergie en intolerantie?

Slide 10 - Open vraag

De patiënt heeft een BMI van 24,8. Deze zin in het verslag is:
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 11 - Quizvraag

De patiënt is supergemotiveerd om af te vallen. Deze zin in het verslag is:
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 12 - Quizvraag

Murat wil 20 gevulde courgettes maken. Voor 2 personen heeft hij 2 courgettes nodig. Hoeveel voor 20?
A
40
B
30
C
10
D
20

Slide 13 - Quizvraag

Murat wil 20 gevulde courgettes maken.
Voor 2 personen heeft hij 50 gram geitenkaas nodig.
Hoeveel voor 20 personen?
A
1000 gram (1 kilo dus)
B
500 gram
C
100 gram
D
2 gram

Slide 14 - Quizvraag

Waar denken jullie aan bij hygiëne?

Slide 15 - Woordweb

Geef hier twee voorbeelden van een SOA.

Slide 16 - Open vraag

Een SOA kan worden overgedragen door bloed.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Je kan niet verslaafd raken aan roken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Waar denken jullie aan bij welvaart?

Slide 19 - Woordweb

Convenience food wordt ook wel gemaksvoedsel genoemd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag