Werkcollege 1 PV1PE-23 Pedagogiek Diversiteit in opvoeden

Werkcollege 1 PV1PE-23 Pedagogiek
Diversiteit in opvoeden
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
PedagogiekHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkcollege 1 PV1PE-23 Pedagogiek
Diversiteit in opvoeden

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij jullie eerste bijeenkomst na het hoorcollege van Pedagogiek 

Als het goed is hebben jullie een naamkaartje met je naam er duidelijk op, een wisbordje, een vilstift en een wisdoekje. 

Vandaag staat diversiteit in opvoeden centraal. 

We hebben slechts een uur, dus we gaan snel van start. 

Je hebt hoofdstuk 1 en 2 nu goed doorgenomen. 
 
We beginnen zo met het activeren van jullie voorkennis. Wat hebben jullie onthouden van wat jullie bestudeerd hebben?

Als het goed is heb je Lenno en de Maanvis gekeken en de film die in de voorbereidende ppt zat. 

Je hebt de 5 vragen gemaakt.  
Welke pedagogische opvoeddoelen ken je en wat houden ze in?

Slide 2 - Open vraag

Jullie hebben voor het HC al hoofdstuk 1 goed doorgenomen. 

Komt uit boek 1.4 pagina 21.
Er zijn 3 algemene Westerse opvoeddoelen 
(de drie Z's) 

1. Zelfstandigheid (individu (kind) Kan zelf zijn schaar en lijm pakken in de klas. Kan zelf zijn kleren aandoen.  

2. Zelfredzaamheid (gericht op de samenleving) Gaat alleen naar de winkel om een boodschap te halen/ kan zonder begeleiding naar school fietsen. 

3. Zelfvertrouwen Kan zelf bedenken wat hij moet doen als zijn beker heeft gelekt en zijn tas vies is geworden. Kan zelf zijn fietsband plakken.  

(Kuipers, 2008)
Zelfdeterminatie
theorie (3)

Slide 3 - Woordweb

Wat is dat ook alweer? Schrijf op je wisbordje. 

Wat zijn de drie psychologische basisbehoeften van ieder kind/ieder mens? 

Dit is de theorie over (intrinsieke) motivatie. Van Deci & Ryan (2000)
= als het ware de motor voor persoonlijke groei en ontwikkeling! 

Intrinsieke motivatie (=motivatie vanuit jezelf) van leerlingen wordt verhoogd door leerkrachten als zij weten in te spelen op de 3 psychologische basisbehoeften.

1. relatie (een kind voelt zich verbonden met de leerkracht ,met zijn klasgenoten, doet ertoe, hoort erbij! Heeft een rol een taak in de groep als leergemeenschap. Je wordt gemist als je er niet bent, je voelt je veilig om vragen te stellen en niet bang om fouten te maken. 
  
2. competentie : een kind moet zich competent voelen. Het gevoel hebben dat de taak op opdracht niet te moeilijk is, maar ook niet te makkelijk. Vertrouwen in eigen kunnen hebben > ik kan het! En de leerkracht laat merken dat hij of zij hier ook op vertrouwt. 

3. autonomie: een kind moet ervaren dat er bepaalde mate van keuzevrijheid is. In het uitvoeren van een opdracht of in de wijze waarop het wordt gedaan. (ik wil het zelf bepalen. Behoefte aan regie/controle. 

Wat kan er gebeuren als je als juf of meester niet tegemoet komt aan deze psychologische basisbehoeften?

Slide 4 - Tekstslide

Je laat zo (nadat je de volgende dia ook hebt laten zien) een verhaal voorlezen door een student of doet dit zelf. 

(Meester Jaap biedt Relatie, autonomie en competentie. Kies een verhaaltje voor waar dit duidelijk naar voren komt. )






Maak groepjes van ...
Bespreek welke voorbeelden van relatie, competentie en autonomie er in het verhaal naar voren komen.
Bedenk wat voor een opvoeding Meester Jaap wellicht zelf heeft gehad (intergenerationele overdracht).
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide


Je bespreekt eerst dat wat de luisteropdracht is, dan laat je het verhaaltje voorlezen. 

Wat voor opvoedstijl heeft meester Jaap denken jullie? 


De 4 basisdimensies van opvoeden:
A
instructie geven en ondersteuning bieden, controle uitoefen en veiligheid bieden
B
liefde en veiligheid bieden, ondersteuning en geborgenheid
C
grenzen stellen , controle uitoefenen, rituelen en routines aanbieden en ondersteuning geven
D
ondersteuning bieden en instructie geven, grenzen stellen en controle uitoefenen

Slide 6 - Quizvraag

(Dit is aan bod gekomen in het HC en staat in hst 1 - p. 7- 20)

ondersteuning bieden: emotionele betrokkenheid, sensitief en responsief reageren op leerlingen.

Instructie geven: gevraagde en ongevraagde instructie/uitleg, duidelijkheid bieden over je verwachtingen qua gedrag. Verantwoordelijkheid leren (tafeldekken, afruimen, klassentaken) 

controle uitoefenen: we bedoelen dan autoritatieve controle (stimuleren van pos. gedrag, uitleg geven, verklaren)  i.p.v. autoritaire controle (macht, strikte regels, onderdrukken). 

Grenzen stellen: gedragsverandering d.m.v. beïnvloeding. Ki. hebben grenzen nodig, dit geeft duidelijkheid en rust. 

VB. Peuter driftbui in de supermarkt 
Preventief: vooraf je verwachtingen uitspreken, afspraken maken. 

Benoem wat je ziet: Ik zie dat erg boos bent omdat je niet krijgt wat je zo graag wilt. Wat vervelend dat je nu zo boos voelt! Ik ga verder met boodschappen doen. Kom je zo helpen met een sapje tappen? Kom je zo weer helpen met scannen? etc.. 

Begrenzen met respect voor de autonomie van het kind, passend bij de leeftijd. 


Diversiteit in opvoeden 

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent diversiteit? 

verschillen in opvoeden

Mensen verschillen van elkaar en hierdoor ontstaan er ook verschillende opvoedstijlen en gezinstypen. 

Slide 8 - Tekstslide

Verschillen in opvoeding.

Dat zie je bijv. goed in de film van Puk van de Petteflat met mevrouw Helderder en de vader van de Stampertjes. 

Mevr. Helderder: Instructie:? geeft veelvuldig aan hoe ze het wil. Leert ze Aagje verantwoordelijkheid? 

Grenzen stellen:  Is er respect voor de autonomie van Aagje? Vooral straffen. 
weinig responsiviteit richting Aagje 
Geen evenwicht tussen wensen van de moeder en de wensen van Aagje. 

Controle uitoefenen: Niet uitleggen en verklaren en stimuleren maar onderdrukken van - gedrag en strikte regels, macht.  Bijv. bij te laat thuis of vies worden. 

Autoritair of autoritatief?   
Welke opvoedstijl mevr. H? 

autoritaire opvoedstijl

Enkele valkuilen deze opvoedstijl:

ki kan een neg. zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen ontwikkelen en langer afhankelijk blijven. 
heftige strijd kan er ontstaan in de peuterpuberfase en de pubertijd.
Leert niet zelf na te denken, ontwikkelt minder een eigen morel kompas. 
verhoogde kans op agressie of gedragsproblemen 

Voordelen: ki die veel structuur en duidelijke grenzen nodig hebben kunnen tijdelijk echt behoefte hebben aan deze opvoedstijl. Het kind weet precies wat zijn ouders van hem verwachten. 











Noem de 4 opvoedingsstijlen

Slide 9 - Open vraag

democratische: hoge mate van betrokkenheid van de ouder. 
warm en liefdevol gedrag 
communicatie met ruimte voor onderhandelen/overleg op basis van gelijkwaardigheid. 

toegeeflijke /permissieve: weinig geen betrokkenheid, ki moet het zelf uitzoeken, ouder stelt nauwelijks eisen of stelt grenzen. ouder lijkt vertrouwen te hebben in het kind, stelt zich niet boven het kind (meer soort huisvriend dan ouder)
Geen feedback van de ouder, geen ondersteuning. Nauwelijks conflicten.

 Verwaarlozende: geen aandacht voor het kind, kan zijn gang gaan zonder controle, ondersteuning, instructie en grenzen. geen opvoedrelatie tussen ouder - kind
kind voelt zich eenzaam, niet geliefd.
laag zelfvertrouwen.
grotere kans op verkeerde pad, verkeerde handen. 





 


Bedenk nu voor jezelf...
Welke favoriete of niet-favoriete leerkracht kan je je van vroeger herinneren? Wat deed deze leerkracht aan relatie, competentie en autonomie?


                     Wat ga jij op de eerste stagedagen doen om aan de basisbehoeften van de kinderen te werken? 
(kies een focuspunt)  
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Waar ga je straks eerst aan werken?

R, C of A? 

En hoe? 
Noem de 5 kenmerken
van een goed
leefklimaat

Slide 11 - Woordweb

1. Sensitiviteit en responsiviteit ​
2. Ruimte voor ontwikkeling en leren​
3. Duidelijkheid: structuur en (leef)regels​
4. Een positieve omgang (goede sfeer). ​
5. Veiligheid​

Hoe zorg je hiervoor als leerkracht? 
5 kenmerken van een goed leefklimaat
1. Responsiviteit en sensitiviteit ​
2. Ruimte voor ontwikkeling en leren​
3. Duidelijkheid: structuur en (leef)regels​
4. Een positieve omgang (goede sfeer). ​
5. Veiligheid​

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe past jouw focuspunt bij één van de kenmerken van een goed leefklimaat?

Slide 13 - Tekstslide

Relatie, autonomie en competentie (focuspunt)

 1. Sensitiviteit en responsiviteit ​
2. Ruimte voor ontwikkeling en leren​
3. Duidelijkheid: structuur en (leef)regels​
4. Een positieve omgang (goede sfeer). ​
5. Veiligheid​
Maak groepjes van...
Bespreek vraag 1, 4 & 5 van de documentaire: 

- Lenno en de maanvis 

timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Zet de volgende dia op het scherm zodat de studenten de vragen zien en kunnen bespreken. 
Lenno en de maanvis:
1. Hoe worden de opvoeddimensies ingevuld in het gezin van Lenno (ondersteuning bieden, instructie geven, controle uitoefenen, grenzen stellen)?

2. In hoeverre draagt de opvoeding van Lenno bij aan de opvoedingsdoelen (zelfstandigheid, zelfredzaamheid, zelfvertrouwen)?

3. Wat vind je van de manier waarop Lenno wordt opgevoed?

4. Hoe denk je dat de vader van Lenno is opgevoed?

5. Wat doe je als Lenno bij jou in de klas zit? 


Slide 15 - Tekstslide

Focus op vraag 1, 4 & 5:

Zie werkblad bij vraag 1. 
Nodig rode en groene potloden
 
Vraag 4. 

Wat voor soort opvoedstijl? 
autoritaire 
hoge mate van controle, weinig reponsiviteit, vader is de baas, kind moet luisteren of anders..  
Wat voor communicatiepatroon in dit gezin? 
Bevelshuishouden

Is er sprake van intergenationele overdracht? 

Leg uit? Waaruit maak je dit op?  

5. Ondersteuning bieden!! Relatie aangaan (hem zien en aandacht geven). Ruimte bieden voor emoties (gemis van moeder). Instructie bieden: uitleggen en verklaren. Oefenen met zich leren beheersen (emotieregulatie). 
Vertrouwen uitspreken
Laten kiezen (autonomie bieden)
Duidelijk zijn (grenzen stellen) 
stimuleren positief gedrag en belonen (benoemen aan vader) Helpen om in kleine stapjes te groeien! 
Benoem de drie gezinstypen:
A
onderhandelingsgezin, loszandgezin & kluwengezin
B
half-open/half-gesloten gezin, loszandgezin & kluwengezin
C
democratisch gezin, kluwengezin & bevelshuishouden gezin
D
autoritair gezin, loszandgezin & kluwengezin

Slide 16 - Quizvraag


Let op: we zien dat studenten de vele verschillende termen bij de toets door elkaar gooien. Leer het goed uit je hoofd en zorg dat je goed weet waar wat bij hoort. 

Je hebt communicatiepatronen:
bevels- en onderhandelingshuishouden. 

Je hebt opvoedstijlen: autoritaire- , democratische- toegeeflijke- en de verwaarlozende opvoedstijl

En gezinstypen. 

Je moet bij al deze drie soorten voorbeelden kunnen noemen. 


Puberruil XL:

 1. Welke opvoeding is beter volgens jou?
 2. Kun je iets zeggen over soort gezinstype van Zahim? (Loszand/Kluwen/halfopen-halfgesloten)
3. Kun je iets zeggen over communicatiepatroon bij gezin van Zahim? (Bevelshuishouden/onderhandelingshuishouden)
4. Kun je iets zeggen over opvoedingsstijl in gezin Zahim? (Autoritatieve of democratische , autoritaire, toegeeflijke of permissieve en de verwaarlozende stijl)
5. Denk je dat het gezin van Zahim representatief voor een gezin uit Irak? Waarom wel/niet.
6. Hoe kan je als leerkracht rekening houden met de opvoeding van Zahim?  

Slide 17 - Tekstslide

1. Die van Bart of Zahim? 

2. half-open half-gesloten (open voor relaties met anderen, emotionele betrokkenheid van ouders bij Zahim)

3. Onderhandelingshuishouden

Zahim mag zelf weten of hij meedoet.
met de Ramadan. 

4. autotitatieve of democratische stijl, hoge mate van betrokkenheid bij het kind. Gevaar is dat het kind het verkeerde pad op gaat. Is ook gebeurd bij Z. 

5. geen varkensvlees tijdens kerst of andere feesten aanbieden. Leer Z zelf nadenken, ga relatie aan, laat hem ervaren dat hij competent is. 
4. 

4. 


Vragen?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht (verwerking)
Documentaire Rauw​

Beantwoord de volgende vragen: 
  1. Stukje herhaling: beschrijf de gezinsvorm, opvoedingsstijl en het communicatiepatroon in het gezin van Tom. ​
  2. Stukje herhaling: De zelfdeterminatietheorie: hoe zit het met de waarden 'competentie' , 'autonomie' en ‘relatie' in de opvoeding van Tom. ​
  3. Welke invloed heeft gezin, staat (o.a. wetgeving), school en technologische ontwikkelingen op dit gezin?​
  4. In welke mate heeft de civil society invloed op dit gezin/Tom?​ 
  5. Vinden jullie het 'goed genoeg ouderschap (denk aan leefklimaat)?















Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende keer 
Zie bij voorbereiding en verwerking > its!

Begin op tijd!! 

Slide 20 - Tekstslide

Lees hoofdstuk 5
voorbereidende PPT verschillende opvoedmileus
Artikel Micha de Winter 

& dus Rauw en vragen 


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkcollege 1 PV1PE-23 Pedagogiek
Diversiteit in opvoeden

Slide 22 - Tekstslide

Welkom bij jullie eerste bijeenkomst na het hoorcollege van Pedagogiek 

Vandaag staat diversiteit in opvoeden centraal. 

We hebben slechts een uur, dus we gaan snel van start. 

Je hebt hoofdstuk 1 en 2 nu goed doorgenomen. 
 
We beginnen met het activeren van jullie voorkennis. Wat hebben jullie onthouden van wat jullie bestudeerd hebben?

Als het goed is heb je Lenno en de Maanvis gekeken en de film die in de voorbereidende ppt zat.