Erfelijkheid herhaling

Hoe denk jij over de toets a.s. vrijdag?
HEEELP!! Extra uitleg nodig!
Ik ga er niks van bakken. Probeer zelf te leren / oefenen.
Ik denk dat het wel gaat lukken.
Gaat me zeker lukken dit. EITJE!
1 / 27
volgende
Slide 1: Poll
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe denk jij over de toets a.s. vrijdag?
HEEELP!! Extra uitleg nodig!
Ik ga er niks van bakken. Probeer zelf te leren / oefenen.
Ik denk dat het wel gaat lukken.
Gaat me zeker lukken dit. EITJE!

Slide 1 - Poll

herhaling                 
thema 3 Erfelijkheid

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

3.1 t

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


3.2 Hoeveel geslachtschromosomen 
komen in een huidcel voor?
A
1
B
23
C
46
D
2

Slide 6 - Quizvraag


3.2 Een geslachtscel bevat een X-chromosoom.
Wat voor geslachtscel kan dit zijn?
A
Alleen een eicel
B
Alleen een zaadcel
C
Allebei, zowel een zaadcel of een eicel
D
2

Slide 7 - Quizvraag

Een gen
een stukje chromosoom met informatie voor één erfelijke eigenschap

Slide 8 - Tekstslide

3.1 Plaats de begrippen van groot naar klein.
Chromosoom
gen
DNA
cel

Slide 9 - Sleepvraag


3.1 In de afbeelding zie je twee foto's van
dezelfde persoon op verschillende leeftijden. 
Is het genotype van deze persoon veranderd?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

3.1 Sleep de eigenschappen naar het juiste vak.
Erfelijk
Niet erfelijk
Behaarde bladeren
Slaphangende bladeren
Bladeren met stekels
Blauwe ogen
Rimpels
Kort haar
Wipneus

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

~ 3.4 Kruisingsschema's ~
Met welke letter wordt de oudergeneratie aangegeven?

Slide 15 - Open vraag

Genotype aa is:
A
Homozygoot
B
Homozygoot recessief
C
Homozygoot dominant
D
Heterozygoot

Slide 16 - Quizvraag

Iemand met genotype Aa noemen we...
A
heterozygoot dominant
B
heterozygoot recessief
C
heterozygoot
D
intermediair

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

3.4 Wat houdt
een intermediair fenotype in?

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide


3.5 Stambomen 
Dominant of recessief?

Naar welk ouderpaar
kijk je? 
A
Naar ouderpaar A
B
Naar ouderpaar B
C
Naar ouderpaar C
D
Naar ouderpaar D

Slide 24 - Quizvraag


3.5 Stambomen
Welke is dominant?  
A
De ziekte is dominant
B
De ziekte is recessief

Slide 25 - Quizvraag


3.5 Stambomen
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide ouders hebben genotype AA
B
Beide ouders hebben genotype Aa
C
Beide ouders hebben genotype aa

Slide 26 - Quizvraag


3.7 Mutaties
Wat veroorzaakt geen mutaties?
A
Ze kunnen spontaan ontstaan.
B
Mutagene stoffen (asbest, sigarettenrook)
C
Mutagene straling (UV straling, röntgenstraling)
D
Geslachtelijke voortplanting.

Slide 27 - Quizvraag