1.3 Globaal lezen - deel 1

• Nederlands
• Taalvaardigheid
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

	Vak: Taalvaardigheid Hoofdstuk: 1.3 Globaal lezen
1.	Lesopening
2.	Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Arrangementen + mini-check
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je werkboek van taal op tafel. Laat deze nog even dicht op tafel liggen.

Huiswerk controle:

1.1 + 1.2 opdracht 1 t/m 3

2. Lesdoelen

Aan het eind van deze les:

- kun je een woordweb maken.

- weet je hoe je globaal moet lezen. 

- kun je informerende tekst herkennen aan zijn kenmerk (feiten)

- kun je een feit en een mening onderscheiden

3. Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 

Jessica & Jochem

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Jaysen & Jamie

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

Gijs, Niek & Krystian

Verdiept arrangement:

Verdiept: Jochem & Jessica

Huiswerk noteren + maken:

les: 1.3

blz: 17 t/m 21

opdr: 4 t/m 6

Mini-check

Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Er is geen mini-check vandaag. Iedereen doet mee met de instructie.

Wie maakt wat:

3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:

les 1.3 opdracht 4 t/m 6 op blz. 17 t/m 21.

De rest doet mee met de instructie.

4. Instructie

Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Woordweb

Bedenken waar de tekst overgaat. 

In het midden schrijf je het onderwerp van de tekst. 

Om het onderwerp zet je woorden die hiermee te maken kunnen hebben. 

Bij het verkennend lezen heb je voorspeld wat het doel is van de tekst. Als je globaal leest, ga je na of het tekstdoel dat jij had voorspeld ook klopt. Dat doe je door na te gaan of je de kenmerken van dat tekstdoel in de tekst herkent.

Als het tekstdoel informeren is, staan er vooral feiten in een tekst. Van een feit kun je bewijzen dat het waar is. 

Kenmerken informerende tekst

Het gaat in een informerende tekst niet om de mening van de schrijver. 

Met een mening kun je het een of oneens zijn. 

Als er in een informerende tekst meningen staan, zijn dat meestal meningen van anderen. Er staat dan bij van wie de mening is.

Kenmerken informerende tekst

Voorbeeld:

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Jessica, Niek, Jaysen & Krystian: jullie gaan zelfstandig les 1.3 opdracht 4 t/m 6 op blz. 17 t/m 21.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?

Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 4

6. Zelfstandig werken

Lees goed de gele stukjes theorie.

Je maakt 1.3 opdracht 4 t/m 6 op blz. 17 t/m 21.

Ben je klaar? 

1. Nakijken en verbeteren

2. Lezen in een leesboek. 

 

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

Evaluatie leerdoelen: 

- kun je een woordweb maken?

- weet je hoe je globaal moet lezen?

- kun je informerende tekst herkennen aan zijn kenmerk (feiten)?

- kun je een feit en een mening onderscheiden?

8. Huiswerk & Toetsen

Huiswerk:

Woensdag 6 maart

1.3 opdracht 4 t/m 6

 

Toetsen:

-