H4.1 Productie

Economie

Ga rustig & stil klaar zitten.

Pak je boek, schrift, rekenmachine en pen/potlood.

Geen jassen en tassen op tafel!
timer
2:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Economie

Ga rustig & stil klaar zitten.

Pak je boek, schrift, rekenmachine en pen/potlood.

Geen jassen en tassen op tafel!
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
H4 Productie
Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen wat het verband is tussen consumeren en produceren.
  • Ik kan uitleggen dat er waarde wordt toegevoegd aan een product door productiefactoren in te zetten.
  • Ik kan onderscheiden welke verschillende soorten bedrijven er zijn.
  • Ik kan uitleggen hoe de arbeidsproductiviteit kan worden verhoogd en deze berekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Hand opsteken!

Slide 4 - Tekstslide

Produceren of consumeren?
Hand opsteken!
Leerdoel: Ik kan uitleggen wat het verband is tussen consumeren en produceren.

Slide 5 - Tekstslide

Produceren of consumeren?
  • Produceren is het maken van goederen door bedrijven voor anderen.

  • Consumenten willen betalen voor producten daarom zijn bedrijven bereid om goederen te produceren. 
Leerdoel: Ik kan uitleggen wat het verband is tussen consumeren en produceren.

Slide 6 - Tekstslide

Produceren of consumeren?

  • Consumenten leveren diensten aan producenten. 




Je hoeft niet altijd iets te kopen. Soms kun je het ook zelf maken. Wanneer consumenten voor zichzelf produceren, noem je dit zelfvoorziening
Leerdoel: Ik kan uitleggen wat het verband is tussen consumeren en produceren.

Slide 7 - Tekstslide

Wat heb je nodig om te produceren?

Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om waarde toe te voegen aan het product. Er zijn vier productiefactoren:

  • Kapitaal: machines, gebouwen, gereedschappen, hulpmiddelen en geld om producten te kunnen maken en verkopen. Deze middelen worden ook wel de kapitaalgoederen genoemd.
  • Arbeid: de werknemers die het werk verrichten.
  • Natuur: alles wat zonder bewerking uit de natuur komt, zoals hout. Ook de vestigingsplaats en energie horen bij deze productiefactor.
  • Ondernemerschap: de ondernemer combineert alle productiefactoren op de meest efficiënte manier met elkaar.
Leerdoel: Ik kan uitleggen dat er waarde wordt toegevoegd aan een product door productiefactoren in te zetten.



Slide 8 - Tekstslide

Produceren of verhandelen?

  • Handelsonderneming: Een handelsonderneming koopt producten in die ze weer verkoopt.
  • Productieonderneming: Een productieonderneming koopt grondstoffen in, maakt (produceert) daar producten van en verkoopt deze producten aan klanten.
  • Dienstverlenend bedrijf: Naast het verkopen van producten kunnen bedrijven ook diensten verkopen. 
Leerdoel: Ik kan onderscheiden welke verschillende soorten bedrijven er zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe kunnen bedrijven steeds sneller werken?


De arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten of diensten die een arbeidskracht in een bepaalde tijd kan maken.

  • Mechanisatie
  • Automatisering
  • Robotisering
Leerdoel: Ik kan uitleggen hoe de arbeidsproductiviteit kan worden verhoogd en deze berekenen.

Slide 10 - Tekstslide

Mechaniseren | automatiseren | robotisering
Leerdoel: Ik kan het verschil uitleggen tussen mechanisering, robotisering en automatisering.

Slide 11 - Tekstslide

Mechaniseren | automatiseren | robotisering
Leerdoel: Ik kan het verschil uitleggen tussen mechanisering, robotisering en automatisering.

Slide 12 - Tekstslide

Mechaniseren | automatiseren | robotisering
Leerdoel: Ik kan het verschil uitleggen tussen mechanisering, robotisering en automatisering.

Slide 13 - Tekstslide

Berekenen arbeidsproductiviteit
Leerdoel: Ik kan uitleggen hoe de arbeidsproductiviteit kan worden verhoogd en deze berekenen.

Slide 14 - Tekstslide

Berekenen arbeidsproductiviteit


Een bedrijf produceert jaarlijks 30.000 producten. Er werken 60 medewerkers in dit bedrijf.

Leerdoel: Ik kan uitleggen hoe de arbeidsproductiviteit kan worden verhoogd en deze berekenen.

Slide 15 - Tekstslide

Berekenen arbeidsproductiviteit


Een bedrijf produceert jaarlijks 200 producten. Er werken 3 medewerkers in dit bedrijf.

Leerdoel: Ik kan uitleggen hoe de arbeidsproductiviteit kan worden verhoogd en deze berekenen.

Slide 16 - Tekstslide

Nu zelf maken!
H4.1
blz  102 t/m 107
opdracht 1 t/m 12

Zelfstandig aan de slag.
Heb je een vraag? Steek je hand op!
timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide