HS 4.4 en 4.5 energie en reactiesnelheid.

H4 Reacties en energie
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4 Reacties en energie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
Reactievergelijkingen kloppend maken
Verbranding fossiele brandstoffen & Energie en milieu
Molberekening (in tabel)
Ontleden


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactievergelijkingen kloppend maken
reactievergelijkingen kloppend maken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dus ...
Bij een reactievergelijking moeten er altijd aan de linker- en rechterkant van het pijltje evenveel atoomdeeltjes zijn. 

Totale massa's voor en na de pijl blijven gelijk.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TIP
 Als je een stof hebt die uit één atoomsoort bestaat, bewaar je die voor het einde.




Deze zijn namelijk het makkelijkst aan te passen.
4 C3H7NO2 (g) + 15 O2 (g) --> 12 CO2 (g) + 14 H2O (g) + 2 N2 (g)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fossiele brandstoffen?
Aardolie, aardgas, kolen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbranding fossiele brandstoffen

Reactieproducten en gevolgen:

Reactie-product
 (roet)
CO
NO
NO2
SO2
CO2
Gevolg
smog
smog
smog, over-bemesting en zure regen
smog, over-bemesting en zure regen
smog en zure regen
Versterkt broeikas-effect

Slide 8 - Tekstslide

Alle stoffen benoemen en bij verschijnselen schrijven
Alternatieven van fossiele brandstoffen
Waterstof, wind-, zonne- en kernenergie
Biobrandstoffen en biomassa?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biomassa en biobrandstoffen
                                        
                                        ->  Fotosynthese

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Molberekeningen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan
M × n = m

M = molaire massa (g/mol)
n = hoeveelheid in mol
m = massa (g)
 

1. Stel de reactievergelijking op (en maak kloppend)
2. Noteer alle gegevens
3. Noteer wat er wordt gevraagd
4. Reken alles om naar mol
5. Noteer de mol verhouding
6. Reken het gevraagde in mol
7. Reken het gevraagde om naar de juiste eenheid 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los op (Tabel maken en invullen)
Enkele weken geleden hebben we natrium in de sloot laten ontploffen. Hierbij ontstond natriumhydroxide (NaOH) en waterstofgas.
Reactievergelijking: … Na + … H2O --> … NaOH + … H2
Hoeveel gram waterstofgas ontstaat er als je 23,5 gram natrium in de sloot laat vallen?


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten chemische reacties

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontledingsreactie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten ontledingsreacties

Welke drie soorten ontledingsreacties zijn er?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten ontledingsreacties

Welke drie soorten ontledingsreacties zijn er?
  1. thermolyse: ontleding d.m.v. warmte
  2. fotolyse: ontleding d.m.v. licht
  3. elektrolyse: ontleding d.m.v. elektriciteit

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


4.5 Energie en reactiesnelheid

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen § 4.4 

Je weet wat een overmaat is en wat een ondermaat is. 


We gaan er niet aan rekenen (blz 116, 117)!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overmaat vs ondermaat
Bij een overmaat is er meer van de stof aanwezig aan het begin van de reactie dan er kan reageren. De stof in ondermaat reageert helemaal op.


Overmaat = kleur?
Ondermaat = kleur?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Is zink of zuurstof in overmaat?
Je verbrandt 150 gram zink met 30 gram zuurstof. Hierbij ontstaat zinkoxide (ZnO).
Hoeveel gram ZnO ontstaat er en welke stof is er in ondermaat en welke stof in overmaat?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
mk en lr H4 § 4.1 tm § 4.4
Klaar? Verder met § 4.5

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen § 4.5
  • Je leert wat chemische energie is, hoe je een energiediagram van een reactie tekent en hoe je hierin de activerings- en reactie-energie aangeeft.
  • Je leert het energie-effect van een katalysator aangeven in een energiediagram.
  • Je leert het botsende deeltjesmodel gebruiken om een verschil in reactiesnelheid te verklaren

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactiesnelheid

De ene reactie verloopt erg langzaam,
zoals het roesten van ijzer. En een andere reactie, zoals een
explosie, verloopt heel snel.


De snelheid waarmee een reactie verloopt
wordt reactiesnelheid genoemd.





Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactiesnelheid

De reactiesnelheid wordt beïnvloed door:

  • De soort stof
  • Verdelingsgraad
  • Concentratie
  • Temperatuur
  • Katalysator

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Endotherm

Wanneer je steeds energie moet toevoegen
om er voor te zorgen dat de reactie doorgaat, is de reactie endotherm.

Wanneer de energietoevoer stopt, stopt de reactie
ook.

(bijvoorbeeld: het koken van een ei)



Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exotherm

Wanneer bij de reactie energie vrijkomt,
is de reactie
exotherm.

Ook wanneer je de reactie opgang moet
brengen (bijvoorbeeld: een kaars aansteken) is de reactie
exotherm.

(bijvoorbeeld: alle verbrandingen zijn
exotherm)



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiediagram 
  • Exotherm: chemische energie neemt af.
  • Activeringsenergie (Eact) nodig.
  • Reactiewarmte (delta E) is energieverschil. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrolyse van water
A
exotherm
B
endotherm
C
Geen idee

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdampen van alcohol
A
exotherm
B
endotherm
C
Geen idee

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reactiesnelheid invloeden

De soort stof/materie.




Magnesium reageert sneller met zoutzuur
dan dat zink dat doet




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactiesnelheid invloeden

Verdelingsgraad

Wanneer de deeltjes fijner worden, wordt
het oppervlakte groter. De verdelingsgraad neemt toe.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • deeltjes fijner —> grotere verdelingsgraad
  • grotere verdelingsgraad —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Reactiesnelheid invloeden

Concentratie

Wanneer de concentratie groter is, zijn er meer deeltjes aanwezig waardoor de kans op effectieve botsingen
groter is. De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • concentratie groter —> meer deeltjes aanwezig
  • meer deeltjes aanwezig —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Concentratie (hoeveelheid deeltjes)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactiesnelheid invloeden

Temperatuur

Bij een hogere temperatuur bewegen de moleculen sneller

waardoor de kans op effectieve botsingen groter is.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • temperatuur groter —> moleculen bewegen sneller
  • moleculen bewegen sneller —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactiesnelheid invloeden

Katalysator

Soms verloopt een reactie niet wanneer twee stoffen bij elkaar

worden gevoegd. Wanneer een katalysator wordt toegevoegd verloopt de reactie wel (en sneller), zoals bij de olifantentandpasta.

Een katalysator is een stof die de reactie versnelt, maar niet wordt verbruikt tijdens de reactie.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Botsende deeltjesmodel

Voor de reactie zijn de stoffen AB en CD
aanwezig. Wanneer deze stoffen effectief op elkaar botsen,
ontstaan de stoffen AD en CB.


AB + CD --> AD + CB





Wanneer een botsing voldoende krachtig
is, kunnen de atomen



hergroeperen. Er wordt dan gesproken van
een effectieve botsing.



Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Reactieschema

Chemische reacties kunnen worden weergegeven in een reactieschema. Bijvoorbeeld:
aardgas (g) + zuurstof (g) —> water (g) + koolstofdioxide (g)

De reactie stopt wanneer één van de beginstoffen op is. Dus wanneer de aardgas of het zuurstof op is, stopt de reactie (ondermaat)

De beginstof die overblijft nadat de reactie is gestopt, was in overmaat aanwezig. Dat wil zeggen dat er voldoende van die stof aanwezig was.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de vijf methoden om reactiesnelheid te beïnvloeden kan worden verklaard met het botsende deeltjes model?
A
Verdelingsgraad en katalysator
B
Soort stof, concentratie en temperatuur
C
Alle 5 de methodes kunnen worden verklaard met het botsende deeltjesmodel
D
Verdelingsgraad, concentratie en temperatuur

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vaak is een reactie aan het begin sneller dan aan het einde, hoe kan dit?
A
De katalysatorconcentratie is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
B
De verdelingsgraad is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
C
De temperatuur is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
D
De concentratie reagerende stoffen is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie.

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een endotherme en exotherme reactie?
A
Bij endotherme reacties gaat er warmte in en bij exotherme warmte uit
B
Bij endotherme reacties gaat er warmte uit en bij exotherme warmte in
C
Bij endotherme reacties gaat er energie in en bij exotherme energie uit
D
Bij endotherme reacties gaat er energie uit en bij exotherme energie in

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

mk en lr H4 tm § 4.5

Toets voorbereiden 
Hoe? Gemengde opgaven maken, leerstof herhalen, oefentoetsen maken, etc

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies