4.2 Duitsland: de Europese reus

4.2 Duitsland: de Europese reus

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

4.2 Duitsland: de Europese reus

Slide 1 - Tekstslide

Waar ligt Duitsland eigenlijk?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Voordelen van
gentrificatie

Slide 4 - Woordweb

Nadelen van
gentrificatie

Slide 5 - Woordweb

Mensen trokken van de stad naar het platteland na de val van de Muur
A
Urbanisatie
B
Re-urbanisatie
C
Sub-urbanisatie

Slide 6 - Quizvraag

Bij re-urbanisatie trokken veel mensen weer terug naar de stad. Dit waren vooral jonge mensen - zij kregen kinderen. Hierdoor groeit de stad verder
A
Natuurlijke bevolkingsgroei
B
Sociale bevolkingsgroei

Slide 7 - Quizvraag

Aan het einde van de les kun je...
  1. Kenmerken van de Duitse industrie noemen
  2. Uitleggen wat de voordelen zijn van agglomeratie
  3. Regionale economische verschillen in Duitsland verklaren
  4. Demografische verschillen in Duitsland verklaren

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Na de Tweede Wereldoorlog
De economie groeide snel, vooral de chemie en auto-industrie.
Hier had je hooggeschoolde arbeiders voor nodig. 
De hightechindustrie ontstond. 

Slide 10 - Tekstslide

Je start een autofabriek,
wat heb je nodig in de nabije omgeving?

Slide 11 - Woordweb

Slide 12 - Tekstslide

Duitse auto-industrie.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Verschillende sectoren om banen in te delen
1. Primaire sector: landbouw, grondstoffen vinden
2. Secundaire sector: industrie, grondstoffen verwerken
3. Tertaire sector: diensten die winst maken, verwerkte grondstoffen verkopen 
Quartiare sector: diensten die geen winst maken (overheid)
                                   gezondheidszorg, onderwijs, defensie,                                                      brandweer, rechtspraak

Slide 16 - Tekstslide

Een slager behoort tot de secundaire en tertaire sector
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

De belastingdienst behoort tot de quartaire sector
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Een boer behoort tot de primaire sector
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Een taxichauffeur behoort tot de secundaire sector
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Stelling: een kapper werkt in de tertaire sector en een boer in de secundaire sector
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk par. 4.2
Maken volgende opdrachten van par.4.2
1, 2, 3, 4

Slide 22 - Tekstslide

Soorten industrie 
1. Zware industrie: fabrieken die veel ruwe grondstoffen gebruiken zoals steenkool en ijzererts  (TATA steel)

2. Lichte industrie: fabrieken die van halffabricaten producten maken zoals kleding of huishoudelijke producten

Slide 23 - Tekstslide

Stelling: Zware industrie verwerkt kolen, lichte industrie verwerkt ijzererts
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Het Ruhrgebied 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Welke kenmerken van de zware industrie worden in het filmpje genoemd?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Regionale 
verschillen
Na de val van de muur:
- Oost Duitsland was slecht ontwikkeld, bedrijven konden de concurrentie niet aan en gingen failliet 
- oplossing: investeren in infrastructuur, nieuwe bedrijven vestigen, 
-  Gevolg: minder werkloosheid 
- Ruhrgebied en Saarland hoge werkloosheid door sluiting mijnen en zware industrie
- oplossing: het gebied hervormen -- hogescholen, toerisme, winkelcentra 
- Het zuiden- economisch het meest ontwikkeld - Hightechindustrie 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

München

Slide 32 - Tekstslide

Duitsland: sterke en minder sterke gebieden

Slide 33 - Tekstslide

Regionale verschillen 
Het zuiden is economisch het meest ontwikkeld:

- veel hightechindustrie (BMW, Daimler-Benz, Porsche)
- veel export van hightechindustrieproducten en diensten.
 - vooral door dit deel: grootste economie van Europa.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Bevolkingsontwikkeling
Figuur 11 uit je leerboek
Wat zie je terug in de figuur?

Slide 36 - Tekstslide

Migratie
- Wat is migratie?

- Vertrekoverschot: 
Wanneer er meer mensen vertrekken dan zich vestigen

- Vestigingsoverschot: Wanneer er meer mensen vestigen dan vertrekken

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Werkloosheid 2019

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Link

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 41 - Open vraag

Schrijf vragen die je nog hebt over de les hier op

Slide 42 - Open vraag

Wat laat deze
afbeelding zien?
A
Ontgroening
B
Vergrijzing
C
Demografische krimp
D
Demografische groei

Slide 43 - Quizvraag

Wat is een gevolg van demografische krimp?
A
Aantal jongeren nemen toe
B
Ontgroening
C
Bereikbaarheid neemt toe
D
Aantal ouderen neemt af

Slide 44 - Quizvraag

Wat is GEEN gevolg van demografische krimp?
A
Leegstaande woningen
B
Minder voorzieningen
C
Scholen moeten sluiten
D
Meer congestie

Slide 45 - Quizvraag

Huiswerk par. 4.2
Maken volgende opdrachten van par.4.2
 6 ,7 ,12 

Slide 46 - Tekstslide