Les 4 verbes de base: avoir, être, faire, aller (5 tijden)

Ik kan de onregelmatige werkwoorden in de juiste vorm vervoegen:
avoir, être, faire, aller

5 tijden: présent, p.c., imparfait, 
futur en conditionnel
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransEnseignement Secondaire

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ik kan de onregelmatige werkwoorden in de juiste vorm vervoegen:
avoir, être, faire, aller

5 tijden: présent, p.c., imparfait, 
futur en conditionnel

Slide 1 - Tekstslide

être, avoir, aller en faire in présent
être
avoir
aller
faire
je/j'
suis
ai
vais
fais
tu
es
as
vas
fais
il/elle/on
est
a
va
fait
nous
sommes
avons
allons
faisons
vous
êtes
avez
allez
faites
ils/elles
sont
ont
vont
font

Slide 2 - Tekstslide

VERBES IRRÉGULIERS
Onregelmatige voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren. 

1. avoir (hebben) wordt: eu - hulpwerkwoord: avoir
2. être (zijn) wordt: été - hulpwerkwoord: avoir
3. faire (maken/doen) wordt: fait - hulpwerkwoord: avoir
4. aller (gaan) wordt: allé - hulpwerkwoord: être

Slide 3 - Tekstslide

être, avoir, aller en faire in passé composé
être
avoir
aller
faire
je/j'
ai été
ai eu
suis allé(e)
ai fait
tu
as été
as eu
es allé(e)
as fait
il/elle/on
a été
a eu
est allé(e)(s)
a fait
nous
avons été
avons eu
sommes allé(e)s
avons fait
vous
avez été
avez eu
êtes allé(e)(s)
avez fait
ils/elles
ont été
ont eu
sont allé(e)s
ont fait

Slide 4 - Tekstslide

 Alle werkwoorden in de imparfait ...behalve met 'être'
Je neemt de nous-vorm van het werkwoord in de présent. Hier haal je -ons vanaf. Vervolgens vul je de uitgang in ->

Behalve être: j'étais = ik was
je/j'
ais
tu
ais
il/elle/on
ait
nous
ions
vous
iez
ils/elles
aient

Slide 5 - Tekstslide

être, avoir, aller en faire in imparfait
être
avoir
aller
faire
je/j'
étais
avais
allais
faisais
tu
étais
avais
allais
faisais
il/elle/on
était
avait
allait
faisait
nous
étions
avions
allions
faisions
vous
étiez
aviez
alliez
faisiez
ils/elles
étaient
avaient
allaient
faisaient

Slide 6 - Tekstslide

Regelmatige ww in futur simple
Je neemt de infinitief en zet de uitgangen
(rechts ->) erachter.

Bij werkwoorden die eindigen op -E, haal je eerst de laatste E weg en voeg je daarna de uitgangen toe.

je
ai
tu
as
il/elle/on
a
nous
ons
vous
ez
ils/elles
ont
De uitgangen lijken op de vervoeging van avoir in de présent!

Slide 7 - Tekstslide

Uitzonderingen
Bij sommige onregelm. ww. kun je niet uitgaan van het hele werkwoord. Je moet van deze ww de je-vorm van de futur leren. De andere vormen van de futur simple én de conditionnel kun je dan hier vanaf leiden (zelfde uitgangen als bij de regelm. ww !!).

VB: ÊTRE: JE SERAI
- Futur simple: je serai, tu seras, il sera, etc. 
- Conditionnel: je serais, tu serais, il serait, etc.




Slide 8 - Tekstslide

Werkwoorden uitzonderingen
Van de volgende onregelmatige ww moet je de je-vorm van de futur leren:

- être (zijn):                            je serai             ik zal zijn
- avoir (hebben):                 j'aurai                ik zal hebben
- faire (doen/maken):       je ferai               ik zal doen/maken
- aller (gaan):                        j'irai                     ik zal gaan


Slide 9 - Tekstslide

! R !
Is je al opgevallen dat je vóór de uitgangen van de futur simple en de conditionnel ALTIJD de letter R krijgt...? Kijk maar:
- je regarderai        ik zal kijken
- tu auras                  jij zult hebben
- nous ferions        wij zouden doen
- il choisirait           hij zou kiezen

Slide 10 - Tekstslide

être, avoir, aller en faire in futur simple
être
avoir
aller
faire
je/j'
serai
aurai
irai
ferai
tu
seras
auras
iras
feras
il/elle/on
sera
aura
ira
fera
nous
serons
aurons
irons
ferons
vous
serez
aurez
irez
ferez
ils/elles
seront
auront
iront
feront

Slide 11 - Tekstslide

être, avoir, aller en faire in conditionnel
être
avoir
aller
faire
je/j'
serais
aurais
irais
ferais
tu
serais
aurais
irais
ferais
il/elle/on
serait
aurait
irait
ferait
nous
serions
aurions
irions
ferions
vous
seriez
auriez
iriez
feriez
ils/elles
seraient
auraient
iraient
feraient

Slide 12 - Tekstslide

jij zal doen
A
tu fais
B
tu faisas
C
tu fairas
D
tu feras

Slide 13 - Quizvraag

jullie zullen gaan
A
vous allez
B
vous allerez
C
vous irez
D
vous iriez

Slide 14 - Quizvraag

Onregelmatige werkwoorden: avoir, être, faire, aller
Je/j'
Tu 
Il 
Vous
= Ik heb gemaakt
= jij bent gegaan
= hij is geweest
= u heeft gehad
fait
été
allé(e)
eu
avez
es
a
ai

Slide 15 - Sleepvraag

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord: avoir?

Slide 16 - Open vraag

Vous (faire, présent)

Slide 17 - Open vraag

Tu (être, passé composé)

Slide 18 - Open vraag

On (être, futur)

Slide 19 - Open vraag

Nous (être, imparfait)

Slide 20 - Open vraag

Tu (avoir, conditionnel)

Slide 21 - Open vraag

Ils (aller, présent)

Slide 22 - Open vraag

Nous (faire, imparfait)

Slide 23 - Open vraag

Elle (aller, passé composé)

Slide 24 - Open vraag

U bent

Slide 25 - Open vraag

Hij zal maken

Slide 26 - Open vraag

Jij zou hebben

Slide 27 - Open vraag

Zij waren (mn)

Slide 28 - Open vraag

U zult gaan

Slide 29 - Open vraag

Jij zou zijn

Slide 30 - Open vraag