5V 2122 uitwerken Titraties

5V
Uitwerken
Titratie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5V
Uitwerken
Titratie

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
Uitwerken titratie van zoutzuur met behulp van natronloog .

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert hoe een zuurbase titratie werkt;
  • Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.

Slide 3 - Tekstslide

titratie
een titratie is een analysemethode om de molariteit van een bekende stof te bepalen

Slide 4 - Tekstslide

Titratie
  • Kwantitatieve analysemethode.
  • Veel toegepast bij zuurbase reacties.

  • Erlenmeyer met oplossing met onbekende concentratie.
  • Buret met oplossing met bekende concentratie.
  • Bij volledige reactie is er kleuromslag door indicator.
  • Met berekening wordt onbekende concentratie bepaald.

Slide 5 - Tekstslide

Omslagpunt (equivalentiepunt)
  • Op school meestal bepaald door kleuromslag van indicator.
  • In bedrijven meestal met pH-meter (nauwkeuriger).
  • In titratiecurve is het omslagpunt nauwkeurig af te lezen.

Slide 6 - Tekstslide

Titratie berekeningen (stappenplan)
  1. Noteer de reactievergelijking.
  2. Bereken aantal mol toegevoegde stof (liter * molariteit)
  3. Bereken aantal mol gereageerde stof (met de molverhouding)
  4. Bereken de molariteit van de gereageerde stof (naar mol/L)

Slide 7 - Tekstslide

Over naar de titratie van zoutzuur met natronloog 
Deze titratie heb je zelf uitgevoerd in de sk-les.

Slide 8 - Tekstslide

plaats de tekst op de juiste plek in de tekening
De opstelling. de molariteit van een een onbekende hoeveelheid zoutzuur wordt bepaald met een titratie met natronloog 
natronloog
zoutzuur
buret
pH indicator
nauwkeurig tovoegen
bekende molariteit
onbekende molariteit

Slide 9 - Sleepvraag

Je hebt broomthymolblauw (BTB) gebruikt als pH indicator. Wat moest de kleur van de oplossing worden als zoutzuur precies volledig met natronloog heeft gereageerd?
A
geel
B
groen
C
rood
D
blauw

Slide 10 - Quizvraag

Uitleg
BTB heeft een omslagtraject van pH 6.0-7.6 (BInas 52A). Het is geen bij pH onder de 6.0. 
Als al het zuur weg is gereageerd, dan is de oplossing "niet meer zuur" geworden (pH ~ 7) en is de kleur groen. 
Als de oplossing basisch(er) wordt (hoge pH, boven de 7.6), dan wordt deze blauw.

Slide 11 - Tekstslide

In de erlenmeyer zat zoutzuur. De juiste notatie voor zoutzuur is:
A
HCl (aq)
B
H (aq) + Cl (aq)
C
H₃O⁺ (aq) + Cl⁻ (aq)
D
H⁺ (aq) + Cl⁻ (aq)

Slide 12 - Quizvraag

In de buret zal 0.10 M natronloog. De juiste notatie voor natronloog is:
A
NaOH (aq)
B
Na (aq) + OH (aq)
C
Na⁺ (aq) + OH⁻ (aq)
D
natriumhydroxide

Slide 13 - Quizvraag

natronloog en zoutzuur
Natronloog is de oplossing van NaOH in water (zout, lost goed op) en dat moet je zo opschrijven: Na⁺ + OH⁻

Zoutzuur is de oplossing van HCl in water.
Omdat HCl een zuur is, splitst het H⁺ af : HCl + H₂O → H₃O⁺ + Cl⁻
en is de juiste notatie: voor zoutzuur: H₃O + Cl⁻

PS: Je mag ook alleen H⁺  gebruiken: H⁺ (aq) + Cl⁻ (aq)

Slide 14 - Tekstslide

de reactie die optreedt als je natronloog bij zoutzuur druppelt, is
A
Na⁺ + OH⁻ + H₃O⁺ + Cl⁻
B
NaOH + HCl
C
H₃O⁺ + OH⁻
D
Na⁺ + Cl⁻

Slide 15 - Quizvraag

reactievergelijking
Als zoutzuur met natronloog reageert, 
reageert een zuur met een base, dus 

 H₃O⁺ + OH⁻ → 2 H₂O 

Na⁺ en Cl⁻ zijn tribune-ionen en staan niet in de vergelijking

Slide 16 - Tekstslide

Stel: Als de kleur van de indicator omslaat, is er precies 12.2 mL van de 0,10 M natronloog toegevoegd. Hoeveel mol OH- heeft dan gereageerd?
mol
0.10
...
L
1
...
A
0.10 * 0.122 = 0.012 mol
B
0.10 * 0.0122 = 0.0012 mol
C
0.10 / 0.122 = 0.82 mol
D
0.10 / 0.0122 = 8.2 mol

Slide 17 - Quizvraag

Toelichting: aantal mol uitrekenen
mol = molariteit x Liter
of:



x = 0.10 * 0.0122 = 0.0012 mol (2 sign cijfers)
mol
0.10
x
L
1
0.0122

Slide 18 - Tekstslide

Er zat 10,0 mL zoutzuur in de erlenmeyer.
Er heeft 0.0012 mol OH⁻ gereageerd.
Hoeveel mol H₃O⁺ heeft dan gereageerd?
A
1:1 dus ook 0.0012 mol
B
1:10 dus 0.012 mol
C
3:1 dus 0.0004 mol
D
1:3 dus 0.0036 mol

Slide 19 - Quizvraag

Toelichting: gebruik de reactievergelijking
 H₃O⁺ + OH⁻ → 2 H₂O 
      1      :        1        :     2          

Er heeft 0.0012 mol OH⁻gereageerd, dus er heeft 
ook 0.0012 mol H₃O⁺  gereageerd (want 1:1) 

Slide 20 - Tekstslide

Er zat 10,0 mL zoutzuur in de erlenmeyer.
Er heeft 0.0012 mol zoutzuur
gereageerd. Wat was de
molariteit van het zoutzuur?
mol
0.0012
...
L
...
...
A
0.0012 * 10 = 0.012 M
B
0.0012 * 100 = 0.12 M
C
0.0012 / 10 = 0.00012 M
D
0.0012 / 100 = 0.000012 M

Slide 21 - Quizvraag

Toelichting: van mol naar molariteit
Er zat 10,0 mL zoutzuur in de erlenmeyer. Er heeft 0.0012 mol zoutzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het zoutzuur?
Molariteit is mol/L dus vul de verhoudingstabel goed in:



x = 0.0012 * 100 = 0.12 M
mol
0.0012
...
L
...
...

Slide 22 - Tekstslide

samenvatting
voor jezelf

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen: gelukt?
  • Je leert hoe een zuurbase titratie werkt;
  • Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.

Slide 24 - Tekstslide

Oefenen
maak opgave 43 en 44 van Hoofdstuk 9 (5V Basen)

Slide 25 - Tekstslide