Op zoek in de natuur

Op zoek in de natuur

Les 22 Wat je allemaal kunt met een rund
Les 23 Eten en gegeten worden. 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieLager onderwijsBuitengewoon lager onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Op zoek in de natuur

Les 22 Wat je allemaal kunt met een rund
Les 23 Eten en gegeten worden. 

Slide 1 - Tekstslide

-Van wild dier tot huisdier
- Duizenden jaren geleden, toen mensen nog jagers waren, bestonden er enkel wilde dieren.
- Toen kregen mensen het idee om dieren te vangen en tam te maken = domesticatie.
- Ze zochten jongen dieren, omdat die minder bang en minder agressief waren en ze wenden gemakkelijker aan mensen..
- Mensen gebruikten de dieren als voedselbron en als werkkracht.
Zo werden sommige wilde dieren nuttige en trouwe huisdieren.
Sommige dieren worden enkel als huisdier gehouden: paard, konijn, duif, cavia, slang, muis, kip.
Andere werden nutsdieren (ze leveren ons melk, wol,...): koe, geit, paard, varken, bij, konijn, duif, kip. 

Bekijk het filmpje op de volgende slide (De melkkoe)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

-Raar maar waar: een koe heeft veel gelijkenissen met ons:
- een koe is bedekt met haren: de vacht, snorharen, kwaststaart. De vacht kan verschillende kleuren hebben: effen rood, zwart of gevlekt.
- een koe is levendbarend: ze brengen hun jongen levend ter wereld.
- een koe zoogt haar kalf: als haar jong geboren is, produceert de uier veel melk en het kalf voedt zich via de speen.

Maar er zijn natuurlijk ook verschillen:
- ze heeft zijdelings geplaatste ogen, waardoor ze de hele omgeving en hun vijanden goed kunnen zien.
- Ze kan haar oorschelpen draaien naar daar waar geluid vandaan komt.
- Ze is een hoefdier: iedere poot heeft 2 tenen die beschermd worden door een hoef. Maar ze is wel lenig, want ze kan met haar poten achter haar oor krabben.

Slide 4 - Tekstslide

Delen van de koe die je 
moet kennen.

Slide 5 - Tekstslide

kunstmatige inseminatie: op een melkvee-bedrijf wordt de koe meestal kunstmatig bevrucht.
een koe is ongeveer 280 dagen zwanger
kalf: jong van een koe, loopt na een paar uur en drinkt maar 3 weken melk bij de moeder,
pink: een vrouwelijk kalf van 1 jaar kan al zwanger worden als ze 12-18 maanden is.
vaars: een pink die zwanger is, maar nog niet gekalfd heeft.
koe: als de vaars gekalfd heeft, wordt ze een koe genoemd. Ze kan elk jaar een jong krijgen.
pensioen: na 12 jaar gaat de koe op een bedrijf op pensioen. Dan wordt ze geslacht. Normaal kan een koe tot 30 jaar worden.
de levensloop van een koe.
!! Koe = een vrouwelijk rund                os = een gecastreerde stier ->als trekdier gebruikt
  Stier = een mannelijk rund

Slide 6 - Tekstslide

Het rund als herkauwer.
Kijk eerst even naar dit filmpje.












Ook op de volgende slide vind je nog een filmpje. (Hoe verteert een koe zijn voedsel?)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Het rund als herkauwer.
- een koe is een graseter. Ze eet tot wel 80 kg per dag.
- Ze slaat haar lange tong rond de gras-sprieten en snijdt het  gras met haar snijtanden af. 
- Zonder te slikken verdwijnt het gras in de pensmaag,  Ze graast tot de pensmaag vol zit.
- Na een tijdje komt het gras in de netmaag terecht, waar het tot balletjes wordt gekneed.
- Dan gaat ze op een rustig plaatsje liggen om te herkauwen: de balletjes komen uit de netmaag terug in de mond en de koe gaat ze herkauwen. Dat duurt even want het gras krijg je niet snel fijn. 
- Het fijngemalen gras komt dan in de boekmaag. Hier wordt het water uit het gras gehaald.
- Uiteindelijk gaat het gras naar de lebmaag. Deze maag is te vergelijken met onze maag. Het voedsel wordt nog fijner gemaakt met verteringssappen.
Hierna nog een filmpje  (Van de koe naar de koelkast.)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

STOP!
einde les 22

We gaan nu de werkschrift invullen p 76-79

Slide 11 - Tekstslide

leuke weetjes!
  1. Een koe levert tot 10 000 l melk per jaar = 30 l per dag = 120 glazen melk per dag.
  2. runderen zijn nuttige dieren. Van de melk maken we kaas, yoghurt, ijs, room.  De spieren leveren verschillende soorten rundvlees, zoals stoofvlee, rosbief, biefstuk, worsten. Van het vet van het rund worden kaarsen, zepen en margarine gemaakt. Kammen en knopen worden gemaakt van de horens en de beenderen worden gebruikt in lijm en meststoffen.
  3. Door te kweken hebben de mensen echte zwaargewichten gemaakt van koeien. Een goede 'dikbil' weegt wel 450 kg.

Slide 12 - Tekstslide

Les 23 - Eten en gegeten worden.

Slide 13 - Tekstslide

Een voedselketen
= een aaneenschakeling van planten en dieren die elkaar opeten.
Het begint altijd met een plant = een producent die voedingsstoffen bouwt door middel van fotosynthese. 
Een consument haalt zijn voedingsstoffen uit planten of dieren. Een consument is altijd een dier.

voorbeeld van een voedselketen:
(wat dit juist is, zie je in de volgende slide.)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

en nog een filmpje ( Eten en gegeten worden)...

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Een voedselpiramide

Herinner je onze voedseldriehoek nog?
Ook onze voedselketen begint met een plant (al dan niet verwerkt tot brood, confituur,...)
Eten we vlees, dan hebben deze dieren zelf ook planten of dieren opgegeten.
Een grote hoeveelheid planten voedt een kleiner aantal dieren, die op hun beurt door een kleiner aantal mensen wordt opgegeten
Deze voorstelling is een voedselpiramide

Slide 18 - Tekstslide

Een voedselweb:
Net zoals wij hebben dieren meer dan 1 plant of dier op hun menu staan.
Als voedselketens waarin dieren meerdere dieren of planten eten met elkaar worden gecombineerd, ontstaat een voedselweb.

Zoek maar eens welke 
voedselketens je in dit 
voedselweb  vindt.

Slide 19 - Tekstslide

en nog een filmpje ( De voedselkkringloop, waar blijven dode dieren)...

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

De voedselkringloop:
- Planten, de producenten, gebruiken de energie van de zon om voedingsstoffen op te bouwen (=fotosynthese).
- Planten- en vleeseters, de consumenten, halen hun energie uit de voedingsstoffen van planten en dieren.
- Bacteriën, schimmels, zwammen, maar ook allerlei bodemdieren zoals insecten en aardwormen vormen de groep van opruimers/reducenten. Zij verteren de afgevallen blaadjes, dode dieren/planten en zetten ze om in mineralen, die de planten opnieuw gebruiken en zo is de voedselkringloop opnieuw gesloten.

Slide 22 - Tekstslide

leuke weetjes!
  1. 19e eeuw: Engelsen trokken massaal naar Australië om er te leven van de schapenteelt. Ze voerden echter ook konijnen in als jachtwild, maar               die plantten zich zo snel voort, dat ze een verschrikkelijke plaag             vormden, die alles kaal aten.
  2. Brulkikker. Thuisbasis is Noord-Amerika; leeft in meren, plassen en moerassen. Hij kan tot 30 cm lang worden en weegt 0,5 kg. Het is een veelvraat: alles wat voor hem beweegt, padden, vogels, vissen, eet hij op. Zijn gebrul is te vergelijken met het loeien van een rund. Hij werd ingevoerd in West-Europ in de jaren 1970-1980. Maar men vergat zijn vijanden ook mee te brengen en nu plant hij zich hier snel voort en vormt een bedreiging voor onze kikkers en padden.
  3. Braakballen of uilenballen, zijn samengeperste ballen van voedselresten zoals botjes, haren, veren, insecten, plantenresten. Uilen, maar ook andere vogelsoorten braken hun niet-verteerde voedselresten uit. Door deze braakballen uit te pluizen, kan je zien wat de vogel heef gegeten.

Slide 23 - Tekstslide

STOP!
einde les 23

We gaan nu de werkschrift invullen p 80-85

Slide 24 - Tekstslide