5.1 en 5.2

WELKOM!
Leerdoelen
5.1 Wat levert werken op?
5.2 Wat voor ondernemingen?
 (niet)

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

WELKOM!
Leerdoelen
5.1 Wat levert werken op?
5.2 Wat voor ondernemingen?
 (niet)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je leert in paragraaf 5.1
- Wat voor redenen je kunt hebben om te werken.
- Waarvan de hoogte van je loon afhankelijk is.
- Hoe je je nettoloon kunt berekenen
- Wat het verschil is tussen grijs, zwart en wit werk.
- Wat het minimumloon is.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Je leert in paragraaf 5.2:
- In welke groepen je de productie kunt indelen.
- Hoe in bedrijven het werk verdeeld wordt.
- Wat een zelfstandige, een eenmanszaak en een zzp'er is.
- Wat een vof is.
- Wat het verschil is tussen een nv en een bv.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is jouw motief om te werken?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsmotieven
Redenen om te werken:
- Loon
- Nuttig
- Regelmaat
- Sociale contacten
- Ontwikkelen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geschoold en ongeschoold
Geschoold werk: opleiding voor nodig
  • leraar economie, doktersassistent, elektricien
Ongeschoold werk: geen opleiding nodig 
  • postbode, vakkenvuller, vuilnisman

NL= kenniseconomie: grote vraag is naar geschoold werk.
De overheid wil daarom dat iedereen een opleiding volgt.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afspraken
Arbeidsovereenkomst: functie, uren, loon.
CAO= Collectieve ArbeidsOvereenkomst. Geldt voor iedereen in dezelfde bedrijfstak -> bouw, onderwijs, zorg.
CAO-afspraken worden gemaakt door vakbonden en organisaties van werkgevers.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutoloon -> nettoloon
Arbeidsovereenkomst -> Brutoloon
Bankrekening -> Nettoloon
Tip: brutoloon is altijd hoger!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sebastiaan helpt zijn tante wel is in het dierenasiel. Wat voor werk is dit?
A
Wit werk
B
Grijs werk
C
Zwart werk
D
Blauw werk

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is onjuist?
A
Alleen bij zwart werk betaal je geen belasting en premie.
B
Alleen zwart werk is verboden.
C
Alleen voor grijs werk krijg je niet betaalt.
D
Alleen wit werk staat geregistreerd bij de belastingdienst.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw Peroti is 21 jaar. Op welk loon heeft zij recht?
A
Minimumjeugdloon
B
Minimumloon

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw Peroti werk 32 uur in de week. Heeft zij een voltijd baan?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productiesectoren   

Slide 18 - Tekstslide

De ondernemingen waarbij je kunt werken, zijn verdeeld in vier productiesectoren.

De primaire sector: hier horen bedrijven bij die grondstoffen maken zoals boeren, vissers, de houtkap en mijnbedrijven.

De secundaire sector: hier horen bedrijven bij die de grondstoffen van de primaire sector nemen en verwerken tot iets anders. Fabrieken, bouwbedrijven, pottenbakkers en soortgelijke bedrijven.

De tertiaire sector: hierin vind je alle bedrijven die een dienst leveren (en dus niet een goed maken!) en deze met winst proberen te verkopen. Alle winkels horen hierbij, maar ook de bank, de NS, de kapper en klusbedrijven,

De quartaire sector: hier vallen alle bedrijven onder die een dienst leveren en deze niet met winst proberen te verkopen. De diensten die in de quartaire sector worden geleverd zijn grotendeels openbaar. Hieronder vallen de politie, brandweer en het onderwijs.

A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsverdeling
In een bedrijf zijn de taken verdeeld en doet ieder waar hij/zij goed in is.
Bedrijfsleider -> leidinggevend werk
Vakkenvuller -> uitvoerend werk

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Werken voor jezelf
Zelfstandige: iemand die met een eigen onderneming zijn geld verdient.
Eenmanszaak: Bedrijfsvorm met maar één eigenaar. Heeft de eenmanszaak schulden, dan kan het geld verhaald worden op het privé geld van de eigenaar.
ZZP'er : Zelfstandige zonder personeel

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een VOF
  • VOF staat voor Vennootschap Onder Firma
  • Twee of meer mensen eigenaar
  • Ook hoofdelijk aansprakelijk
  • Inkomstenbelasting

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BV en NV
Een bv (= besloten vennootschap) en een nv (= naamloze vennootschap) zijn ondernemingsvormen waarbij het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming strikt van elkaar gescheiden zijn. 

Verschil: NV iedereen kan aandelen kopen. Dat kan bij een BV kan dat niet zomaar.

Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.
De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het voortbestaan van een eenmanszaak is afhankelijk van de eigenaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is er een verschil tussen een zzp'er en een ondernemer met een eenmanszaak? Leg je antwoord uit.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een overeenkomst en een verschil tussen een eenmanszaak en een vof.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
CV
D
BV

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
CV
D
VOF

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
CV
D
VOF

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies