Hoofdstuk 4: Voorbereiding toets

Zelf voorbereiden:
- Tien minuten zelfstandig de paragrafen en basisboeknummers doornemen.

- Opschrijven wat je minder goed begrijpt, uitleg bij nodig hebt.

- Tien minuten de tijd om uitleg te vragen aan je buurman of buurvrouw. (maak daarbij aantekeningen)

- Samen de moeilijkste dingen uit het hoofdstuk herhalen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zelf voorbereiden:
- Tien minuten zelfstandig de paragrafen en basisboeknummers doornemen.

- Opschrijven wat je minder goed begrijpt, uitleg bij nodig hebt.

- Tien minuten de tijd om uitleg te vragen aan je buurman of buurvrouw. (maak daarbij aantekeningen)

- Samen de moeilijkste dingen uit het hoofdstuk herhalen.

Slide 1 - Tekstslide

4.1 Regio in beeld: Oost-en Zuidoost Azië
In Azië wonen de meeste mensen!!! Bevolkingsdichtheid is hoog.
Veel mensen wonen aan de kust, het binnenland is dunbevolkt.

Om de bevolkingsgroei tegen te gaan, werd geboorteperking ingevoerd : voorbeeld: Eenkindpolitiek in China.

Slide 2 - Tekstslide

Twee cultuurgebieden
2 verschillende cultuurgebieden.
Overeenkomst: 1. RIJST > Sawa's en natte rijstbouw > arbeidsintensief
2. wij-gevoel in de groep.

Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 2: China, de fabriek van de wereld
Communistisch land = staat heeft veel invloed op de economie
Planeconomie = regels waren erg streng. De overheid bepaalde wat bedrijven moesten doen.

Weinig vrijheid in China, westerse cultuur verboden!

Na 1980 kwam er meer vrijheid en openheid.
Concurrentie van vrijemarkteconomie = bedrijven mogen zelf weten wat en hoe ze dingen aanpakken.

In de speciale economische zones (SEZ's) nam China dit systeem over. Zie figuur 6.

Slide 4 - Tekstslide

B190/191
Multinationale ondernemingen: MNO's.
Bedrijven met vestigingen in verschillende landen.

Productie van goederen, dienstverlening.

De keuze van vestiging MNO hangt af van: economische en politieke factoren.
Is het goedkoop? Kun je goed samenwerken met dat land op politiek gebied?

Slide 5 - Tekstslide

China, de fabriek van de wereld
Multinational = internationale onderneming (bedrijf met vestigingen over de hele wereld)

Globalisering = onderneming werken steeds meer internationaal

Lagelonenland = land met goedkope arbeidskrachten

China exporteerd veel producten en heeft een enorme afzetmarkt.

Slide 6 - Tekstslide

Paragraaf 3: Ongelijkheid in China
Urbanisatietempo: De snelheid waarmee verstedelijking plaatsvindt.

In China ligt het urbanisatietempo erg hoog. Dit komt door de push en pullfactoren.

Push = duwen ... Redenen waarom mensen willen vertrekken van het platteland: Te weinig eten/werk/armoede

Pull = trekken ... Redenen waarom mensen naar de stad willen: Daar is werk/krijg je meer betaald/moderne leven.

Slide 7 - Tekstslide

B117 Immigratie en emigratie
Buitenlandse en binnenlandse migratie: naar het buitenland of binnen je eigen land migreren.

Emigratie = het verlaten van het land
Immigratie = het binnenkomen van een land

Pushfactoren = Redenen om te vertrekken
Pullfactoren = Redenen om ergens heen te gaan / aantrekkingsfactoren.

Slide 8 - Tekstslide

B184: Het percentage stedelingen
Urbanisatiegraad = het percentage stedelingen in een land

Ruraal-urbane migratie = migratie van platteland naar stad

urbanisatietempo = de snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt.

Krottenwijken (bidonville): wijken waar bewoners elf illegaal een huis hebben gebouwd.

Slide 9 - Tekstslide

B117 Immigratie en emigratie
Buitenlandse en binnenlandse migratie: naar het buitenland of binnen je eigen land migreren.

Emigratie = het verlaten van het land
Immigratie = het binnenkomen van een land

Pushfactoren = Redenen om te vertrekken
Pullfactoren = Redenen om ergens heen te gaan / aantrekkingsfactoren.

Slide 10 - Tekstslide

B184: Het percentage stedelingen
Urbanisatiegraad = het percentage stedelingen in een land

Ruraal-urbane migratie = migratie van platteland naar stad

urbanisatietempo = de snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt.

Krottenwijken (bidonville): wijken waar bewoners elf illegaal een huis hebben gebouwd.

Slide 11 - Tekstslide

4.4 Keerzijde van de groei
Belangrijke begrippen:
Smog
Stuwdammen
Bodemerosie

Wat moet je ook kennen:
Kenmerken Smog
Kenmerken Gele rivier
Kenmerken Chang Jiang

Slide 12 - Tekstslide

B89 Aantasting, vervuiling, uitputting
1 soorten milieuproblemen:
- milieuvervuiling : het milieu als afvalbak met veel schadelijke stoffen.
Milieu-uitputting : Opraken van natuurlijke voorraden (zoals gas/olie/steenkool)
Milieu-aantasting: grote veranderingen in landschappen en ecosystemen (zoals verwoestijning)

Slide 13 - Tekstslide

B98 Bodemerosie
Bodemerosie = het verdwijnen van de bovenste vruchtbare bodemlaag. Dat gebeurt door het wegspoelen (water) of wegwaaien (wind) van de bodem.

Waar gebeurt dit veel?
Op plekken met veel reliëf (hoogteverschillen in het landschap)
Droge gebieden.

Slide 14 - Tekstslide

B99: Ontbossing en waterhuishouding
Waarom zijn bossen zo belangrijk voor ons?
- Zuurstof, mooie natuur....

Beschermt ons tegen overstromingen!
Druppels vallen zachtjes op de grond door het bladerdek, via de bodem stroomt het water dan langzaam naar beneden.

Kap je de bossen, dan stroomt alles meteen over de grond naar beneden en neemt het onderweg zand mee (bodemerosie)

Slide 15 - Tekstslide

4.5 Japan en andere tijgers
Japan is rijk, maar toch een onpraktisch land qua natuur:
- Eilandjes
- Reliëf
- Weinig delfstoffen
- Aardbevingen, tsunami's, orkanen

Slide 16 - Tekstslide

Opkomst als industrieland
Twee menselijke factoren:

- Politieke systeem: Dictatuur zorgde voor de vrije markt (i.t.t. China)

- Cultuur: respect voor de andere en het wij-gevoel: ze werken hard omdat ze zich verantwoordelijk voelen.

Slide 17 - Tekstslide

Oude tijger en nieuwe tijgers
Nieuwe industrielanden:
Landen in Azië met een snelgroeiende economie: Tijgerlanden

Japan: Oude tijger
Zuid-Korea en Taiwan: Nieuwe Tijgers
Vietnam, China, Thailand: Nieuwste tijgers.

Figuur 23!

Slide 18 - Tekstslide

Achterblijvers
Laos, Cambodja, Myanmar zijn achterblijvers.
Zij zijn agrarisch (alles wat met landbouw te maken heeft)

Verbetering door de Groene Revolutie: Nieuwe zaden/rijst zorgt voor betere oogst.

Slide 19 - Tekstslide

B5 Menselijke factoren
Vier groepen:
Economische factoren
Culturele factoren
Demografische factoren
Politieke factoren

Slide 20 - Tekstslide

B171 Verschillen in ontwikkelingspeil
Ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen.

Regionale ongelijkheid: verschil tussen gebieden wat betreft de ontwikkeling.

Slide 21 - Tekstslide

B179 Beroepsbevolking in de eerste sector
Eerste sector: boeren.
Arme landen: Zelfverzorgende boeren.
Rijke landen: Commerciële boeren

Groene Revolutie: verbeteren van de agrarische sector in arme landen. > Commercialisering

Handen worden vervangen door machines: mechanisering

Slide 22 - Tekstslide

Kinderarbeid: een lastig probleem
Kinderarbeid = te zwaar werk voor kinderen dat en/of zo veel tijd kost dat ze niet naar school kunnen gaan.

Waarom zou je kinderen aannemen?
GOEDKOOP!

Slide 23 - Tekstslide

'Schone producten'
Producten die op een eerlijke manier zijn gemaakt.

Veel bedrijven letten nu goed op of er kinderarbeid plaatsvindt in de productielanden.

Slide 24 - Tekstslide

Werken en naar school:
Hoe kan een kind geld verdienen om te eten en toch niet aan kinderarbeid doen?
Door een deel van de dag naar school te gaan en een deel van de dag werk te doen dat geschikt is voor een kind.

Slide 25 - Tekstslide

Bekijk figuur 31:
Wat valt je op aan de verdeling van de niet naar schoolgaande kinderen?

Waar gaan kinderen het meest naar school?
Waar gaan kinderen het minst naar school?

Slide 26 - Tekstslide

Herhaling Köppensysteem - B51
A = Tropisch
B = Droog
C = Zee
D = Land
E = Koud
ACD > f, s, w
B > W, S
E > T, F, H

Slide 27 - Tekstslide