In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom
Tas van tafel
Laptop pakken & in Lesson-Up
Pen, potlood & notitieschrift pakken
Slide 1 - Tekstslide
Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant
Slide 2 - Sleepvraag
1.5 DNA en chromosomen
Je kunt uitleggen waaruit DNA is opgebouwd.
Je kunt in een context aangeven hoeveel chromosomen een cel bevat
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je hier al over?
Slide 4 - Woordweb
Elke lichaamscel bevat hetzelfde DNA
A
Waar
B
Niet waar
C
Dat is niet te bepalen
Slide 5 - Quizvraag
DNA ingezoomd
Vlak voor een celdeling rolt DNA zich op tot een chromosoom (compactere vorm)
Chromosomen zijn opgerold en compact en kun je (met de juiste) microscoop wel zien
Je hebt 46 chromosomen in elke cel (behalve twee uitzonderingen)
Slide 6 - Tekstslide
Elke lichaamscel bevat 46 chromosomen. Elk chromosoom komt twee keer voor in de celkern. Technisch gezien heb je dus maar 23 unieke chromosomen die dubbel voorkomen. Waarom hebben wij dus 23 x 2 = 46 chromosomen? (PS: hoe kom je eigenlijk aan je chromosomen / DNA)
Slide 7 - Open vraag
Menselijke cel
In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.
Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.
Die bevruchte cel deelt zichzelf op.
Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen.
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat.
(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)
Slide 8 - Tekstslide
Karyogram
Karyogram laat de chromosomen van een menselijke cel gepaard zien liggen
Mensen hebben elk chromosoom 2x
Van elk paar is 1 chromosoom van je moeder en 1 chromosoom van je vader afkomstig
Alle cellen hebben hetzelfde pakketje chromosomen
Slide 9 - Tekstslide
Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern? (T1)
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen
Slide 10 - Quizvraag
Ga naar tabel 70D. a. Op welke chromosoom (noteer nummer) ligt de code DFNB59, DFNB31 b. Waar codeert deze code voor?
Slide 11 - Open vraag
Aantal chromosomen
Karyogram laat de chromosomen van een menselijke cel gepaard zien liggen
De hoeveelheid unieke chromosomen noemen we n
Bij de mens spreken we dus over n = 23
Slide 12 - Tekstslide
Een levercel van een chimpansee heeft 48 chromosomen. Wat is de n? (T1)
A
48
B
96
C
24
D
1
Slide 13 - Quizvraag
Een eicel van een fruitvlieg heeft n = 4. Hoeveel chromosomen heeft de fruitvlieg? (T2)
A
2
B
4
C
8
Slide 14 - Quizvraag
DNA - wat weten we?
DNA bevat de code om eiwitten te maken Elke celkern heeft 46 slierten van dat DNA (chromosomen) De helft komt van je vader, de helft komt van je moeder
Hoe ziet DNA er dan uit en wat is die code dan precies?
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
aantal chromosomen
DNA bestaat uit twee
We lezen samen uit het boek:
De structuur van het DNA-molecuul lijkt op een gedraaide ladder, een soort wenteltrap, dubbele helix genoemd. Het molecuul is opgebouwd uit twee hele lange ketens van telkens dezelfde bouwstenen, namelijk een desoxyribose (een suikermolecuul), een fosfaat (een stof waar het element fosfor - P - in zit) en een stikstofbase. Zo'n bouwsteen wordt een nucleotide genoemd. Desoxyribose en fosfaat vormen de zijkanten van de ladder. Tussen deze twee ketens liggen de 'sporten' van de ladder: telkens twee stikstofbasen die een paar vormen.
Slide 17 - Tekstslide
DNA bestaat dus uit desoxyribose, een fosfaatgroep en stikstofbasen. Er zijn 4 soorten stikstofbasen: A, T, G, C. Waar staan deze 4 letters voor? (binas)
Slide 18 - Open vraag
Bekijk tabel 71B. a. Welke twee stikstofbasen vormen altijd een binding met twee H-bruggen? b. Welke twee stikstofbasen vormen altijd een binding met drie H-bruggen?
Slide 19 - Open vraag
aantal chromosomen
DNA bestaat uit twee
De stikstofbasen:
A - adenine
T - thymine
C- cytosine
G - guanine
Adenine zit altijd vast aan thymine (A-T of T-A)
Cytosine zit altijd vast aan guanine (C-G of G-C)
Slide 20 - Tekstslide
Ik heb een streng DNA met de volgende code AATGTCGTC. Hoe codeert de daarbij horende streng DNA?
Slide 21 - Open vraag
DNA knexxen
Per tweetal (of drietal) 1 koffer
Gebruik het boekje als instructie
Maak eerst pagina's 4 en 5
Klaar? Ga dan verder met pagina's 6 en 7
timer
15:00
Slide 22 - Tekstslide
Wat is wat
Bekijk je eigen DNA model en vergelijk deze met de afbeelding hiernaast
Welk knex-deeltje komt overeen met? a. fosfaatgroep
b. desoxyribose c. H-brug d. Stikstofbase
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten. Dat betekent dat het DNA eigenlijk de code is voor aminozuren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quizvraag
aantal chromosomen
DNA bestaat uit twee
Het aflezen van DNA en hier een ketting van aminozuren van maken (eiwit/ enzym) gebeurt in de ribosomen.
En dan nu...... 'de code'.
Elke 3 stikstofbasen coderen voor één soort aminozuur.
Een ketting aminozuren vormen weer een eiwit.
Welke aminozuren, en de volgorde, maken een eiwit uniek.
De volgorde van DNA bepaalt dus de volgorde van de aminozuren en dus welk eiwit je maakt.
Slide 26 - Tekstslide
Bekijk tabel 71G. Welk aminozuur hoort er bij AAA?
Slide 27 - Open vraag
Bij de vorige vraag zagen we voor welk aminozuur de code AAA staat. Wat gebeurt er met het te vormen eiwit als de eerste A veranderd in een C? (probeer zo volledig mogelijk te antwoorden) (T2)
Slide 28 - Open vraag
Zit er een fout in het DNA (door een mutatie), dan wordt het een ander eiwit, of er wordt geen eiwit meer gemaakt, of een fout eiwit...
Slide 29 - Tekstslide
Aan de slag
1. Ruim de knex op (en haal het uit elkaar)
2. Maak eerst de basiskennis vragen van 1.5
3. Maak daarna de toetsvragen 1 & 2 van 1.5
timer
15:00
Slide 30 - Tekstslide
Aan het werk
- Zorg dat je de leerdoelen t/m vandaag kent - Maak een begrippenlijst / samenvatting - Maak oefenopgaven op biologiepagina.nl