uitleg thema

Volksverhalen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
IPC- TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Volksverhalen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhalen doorgeven
Wijsheden, lessen of belangrijke stukjes geschiedenis wilden mensen graag doorgeven aan hun kinderen en kleinkinderen.

Maar waarom? 


Slide 2 - Tekstslide

praat met de kinderen over waarom verhalen doorgegeven worden.  Hebben zij zelf een voorbeeld van een doorgegeven verhaal. Misschien van opa en oma. 
Denk ook aan verhalen zoals uit de tweede wereld oorlog. Als deze niet doorverteld worden sterven ze uit. 
verhalen veranderen. 




Na loop van tijd veranderen verhalen. 
Hoe komt dat? 

We gaan het zelf eens proberen. Blijft het verhaal hetzelfde? 

Slide 3 - Tekstslide

Verhalen veranderen omdat ze vaak verschillend geïnterpreteerd worden.  

Mensen beleven of ervaren een verhaal anders.

Nu staan de meeste verhalen op papier, maar vroeger niet. Deze werden mondeling doorgegeven. Ook nu worden er verhalen verteld. Voorbeeld: je hebt op weg naar school een ongeluk gezien met een poes. Je vertelt dat aan je meester of juf en zit nog vol in emotie. Aan het einde van de dag vertel je het verhaal aan je vader en moeder en je zult zien dat het verhaal dan toch net iets anders is. 

We gaan het verhalen doorgeven oefenen. 
3 leerlingen gaan naar de gang.  De leerkracht vertelt een verhaaltje van max 2 minuten.  1 iemand van de klas mag straks aan leerling 1 het verhaal vertellen. Leerling 1 moet het dan aan leerling 2 vertellen ect.. De laatste vertelt het weer aan de klas. 

Ander is spel is een zin door fluisteren. 

Wat gebeurt er en waarom? 
Soorten (volks) verhalen


* legende    
* sprookje 
* fabel
* mythe
* sage

Slide 4 - Tekstslide

In dit thema gaan we ons richten op deze 5 soorten verhalen.  Het meeste komen de mythen en legendes aan bod, maar ook e andere 3 vergeten we niet. 
Legende
- Heilig persoon
- Deels gebaseerd op waarheid
- Wonderen
- Doorverteld
- Schrift
- Niet te bewijzen


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sprookjes 
- Fantasieverhaal
- dierensprookjes
- raadselsprookjes
- leugensprookjes
bekendste: toversprookjes, vol avontuur en magie 



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een fabel?

- een kort verhaal met een

belangrijke boodschap (moraal).

- er komen vaak dieren in voor die denken, praten en handelen als mensen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MYTHEN
- Dit zijn de oudste verhalen.
In deze verhalen zijn goden, duivels of bovenmenselijke wezens de hoofdpersonen. Vaak geven ze een verklaring voor natuurverschijnselen of andere dingen die men vroeger niet begreep.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De sage
Een sage is een volksverhaal. 
Al eeuwen of generaties lang aan elkaar door vertelt.  
Gebaseerd op een deel van de waarheid
Traditie van de cultuur.
Tijd en plaats gebonden
Sagen maken veel gebruik van bovennatuurlijke elementen,
zoals heksen, tovenaars, weerwolven en reuzen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een sage kan gaan over....
A
Persoon die vroeger echt bestond.
B
Tovenaars en dwergen.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat over Mythes is waar?

a. Mythes moet je niet letterlijk nemen.
b. Mythes zijn er om gebeurtenissen te verklaren.
A
a en b zijn waar
B
Alleen a is waar
C
Alleen b is waar
D
a en b onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een fabel heeft als doel....
A
Te vertellen hoe de wereld ontstaan is
B
Mensen te vermaken
C
mensen een les te leren

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Legendes zijn ontstaan...
A
In de prehistorie
B
In de middeleeuwen
C
In de tijd van jagers en boeren

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk Latijnse woord is het woord 'legende' afgeleid?
A
Legedne
B
Legenda
C
Legedna
D
Legeda

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het doel van een sprookje?
A
Amuseren
B
Een ceremonie starten
C
Een goede boodschap overbrengen
D
God vereren

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een legende is altijd 100% waar.
A
Niet waar
B
Waar
C
Niet waar
D
Waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een sprookje kan echt gebeurd zijn.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijd en plaats zijn bij een legende wel bekend.
A
Waar
B
Niet waar
C
Waar
D
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke beroemde zin begint een sprookje?
A
Eens was er...
B
Er was is...
C
Er was eens...
D
Op een dag...

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer werden legendes verteld/voorgelezen?
A
Tijdens het bidden
B
Tijdens de maaltijden
C
Voor het slapengaan
D
Bij een begrafenis

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welke beroemde zin eindigt een sprookje?
A
En ze stierven allemaal
B
En ze leefden nog kort en zielig
C
En ze leefden nog gelukkig en lang
D
En ze leefden nog lang en gelukkig

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk Middeleeuws woord is het woord 'sprookje' afgeleid?
A
Sprokkje
B
Sprokke
C
Sproke
D
Legedne

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies