Injecteren

Als een cliënt meer dan 50I.E. insuline toegediend krijgt, dan moet je dat over 2 giften verdelen. Bv. in beide benen 25I.E.
A
Dat hoeft niet meer
B
Ja, dat moet
C
Alleen bij bv lekkage of pijnklachten
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Als een cliënt meer dan 50I.E. insuline toegediend krijgt, dan moet je dat over 2 giften verdelen. Bv. in beide benen 25I.E.
A
Dat hoeft niet meer
B
Ja, dat moet
C
Alleen bij bv lekkage of pijnklachten

Slide 1 - Quizvraag

Als een cliënt een bloedsuikerwaarde heeft van 2.4 mmol dan vraag ik de arts hoeveel insuline ik bij moet spuiten
A
Onjuist
B
Juist

Slide 2 - Quizvraag

Wat geef je bij voorkeur aan een cliënt die een lage bloedsuiker heeft, maar nog wel goed aanspreekbaar is
A
Zo zoet mogelijk want het is belangrijk dat de bloedsuikerwaarde z.s.m. omhoog gaat.
B
Laat de cliënt zoveel mogelijk drinken en bewegen
C
Geef de cliënt iets met langzame koolhydrathen zoals bv brinta of een volkorenboterham
D
Als een cliënt aanspreekbaar is, hoeft de bloedsuiker niet per se omhoog

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Stelling 1:Je kunt een subcutane injectie loodrecht injecteren; de loodrecht techniek

Stelling 2: Je kunt een subcutane injectie in een huidplooi injecteren: de huidplooitechniek
A
Beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
stelling 1 is juist
D
stelling 2 is juist

Slide 6 - Quizvraag

Huidplooitechniek
Loodrechttechniek

Slide 7 - Tekstslide

injectieplaatsen s.c.

Slide 8 - Tekstslide

Injecteer NOOIT in
de buurt van grote bloedvaten
littekenweefsel
plaatsen die ontstoken of pijnlijk zijn.
verlamde ledematen
ledematen met trombose of oedeem.
plaatsen met rode of blauwe verkleuringen.
een geopereerd of te opereren gebied
een hematoom
plaatsen die hard aanvoelen
een arm of been met een infuus of shunt
in arm of been waarvan lymfklieren verwijderd zijn

Slide 9 - Tekstslide

Intramusculair injecteren

Slide 10 - Tekstslide

Bij de rangeertechniek ...
A
spuit je de vloeistof op twee plaatsen in de spier
B
schuif je de huid opzij voordat je gaat injecteren
C
spuit je loodrecht maar minder diep vanwege beschadiging periost
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN geschikte injectieplaats voor een intramusculaire injectie
A
bovenarmspier deltavormig
B
bilspier BBBK
C
buikspier transversus abdominis
D
dijbeenspier MBBBK

Slide 12 - Quizvraag

Bovenarm

Slide 13 - Tekstslide

Bil

Slide 14 - Tekstslide

Bovenbeen

Slide 15 - Tekstslide

Aspireren hoeft alleen maar als je een i.m. injectie in de bil toedient
A
Dat is niet waar. Je moet altijd aspireren.
B
Dat klopt. De kans dat je in de andere spieren een bloedvat aanprikt is heel klein.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een complicatie bij i.m. injecteren
(meerdere antwoorden zijn juist)
A
Een zenuw kan aangeprikt worden
B
Er kan abcesvorming ontstaan als de vloeistof slecht wordt opgenomen
C
een bloedvat kan aangeprikt worden waardoor medicatie te snel wordt opgenomen
D
Er kan een pijnlijke spiercontractie ontstaan

Slide 17 - Quizvraag

Waarom wordt medicatie bij een i.m. injectie sneller opgenomen dan bij een s.c. injectie
A
In spieren kun je meer vloeistof injecteren
B
spieren zijn beter doorbloed
C
door de beweging van de spieren
D
bij i.m. injecteer je dieper

Slide 18 - Quizvraag

Vleugelnaald

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Demonstratie
Insulinepen     ?
Subcutaan Dudo
Intramusculair  Angela
Vleugelnaald Britney

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide