4.6: zwangerschap

Thema 4 Voortplanting en seksualiteit
4.6 Zwangerschap
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 Voortplanting en seksualiteit
4.6 Zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

2c
Welkom
telefoon op zijn kop op tafel
 zoek je eigen plek op
pak je spullen 
Wordt stil.

lees: blz. 54 t/m 59
timer
2:00
stopwatch
00:00

Slide 2 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige lessen
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 4.6 Zwangerschap
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn vrouwelijke geslachtscellen
A
eicellen
B
zaadcellen
C
stuifmeelkorrels

Slide 4 - Quizvraag

De mannelijke geslachtscellen heten
A
Eicellen
B
Stuifmeelkorrels
C
Meeldraad
D
Zaadcellen

Slide 5 - Quizvraag

Mannelijk geslachtsorgaan. Benoem de onderdelen: 2, 4, 5, 6 en 8

Slide 6 - Open vraag

Welke geslachtscellen is het grootst?

Slide 7 - Open vraag

In de bijballen worden
A
zaadcellen geproduceerd
B
zaadcellen opgeslagen
C
urine opgeslagen
D
bloedcellen gemaakt

Slide 8 - Quizvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe de bevruchting bij de mens verloopt
- kan je beschrijven hoe een zwangerschap verloopt
- kan je uitleggen wat prenataal onderzoek is en hiervan voorbeelden noemen

Slide 9 - Tekstslide

pak nu je plenda 
Zoek De volgende les  bio op:


Slide 10 - Tekstslide

th 3.2 een vrouw
lees: blz. 54 t/m 59

maak opdr 1 t/m 8

waar blz. 54 t/m 60





Slide 11 - Tekstslide

Inleiding
Als een zaadcel de eicel na de ovulatie bevrucht, kan de eicel in leven blijven.
De bevruchte eicel kan in de baarmoeder uitgroeien tot een kind.

Slide 12 - Tekstslide

4.6 Zwangerschap
Bij geslachtsgemeenschap kan sperma in de vagina komen. De zaadcellen bewegen zich dan met behulp van hun zweepstaart in de richting van de baarmoeder en de eileiders.

De bevruchting van een eicel door een zaadcel gebeurt in een eileider.

Slide 13 - Tekstslide

In welk onderdeel van het vrouwelijk geslachtsorgaan vind de bevruchting plaats?

Slide 14 - Open vraag

4.6 Zwangerschap
Bij bevruchting versmelt de kern van de zaadcel met de kern van de eicel.

Bij bevruchting dringt de kop van de zaadcel de eicel binnen.
De zweepstaart van de zaadcel blijft achter.

Zodra de kop (de kern) van de zaadcel is binnengedrongen, wordt de buitenste laag van de eicel ondoordringbaar. Hierdoor is het voor andere zaadcellen niet meer mogelijk om de eicel binnen te dringen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

4.6 Zwangerschap
De bevruchte eicel gaat zich meteen een aantal keer delen.
Het klompje cellen dat zo ontstaat, wordt via de eileider vervoerd naar de baarmoeder.

Het klompje cellen zet zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder. Dat heet innesteling.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

In welk deel van het vrouwelijk geslachtsorgaan vindt het proces in de afbeelding plaats?

Slide 19 - Open vraag

Beginnende baby

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

4.6 Zwangerschap
Als een bevruchte eicel zich heeft vastgehecht in de baarmoeder, wordt het baarmoederslijmvlies niet afgestoten en vindt er geen menstruatie plaats.
De vrouw is dan zwanger.

Tijdens de zwangerschap is een vrouw niet ongesteld.

Slide 22 - Tekstslide

4.6 Zwangerschap
De innesteling van het klompje cellen vindt plaats vijf tot zeven dagen na de ovulatie.
Het klompje cellen groeit uit tot een kind.

Het kind wordt ongeveer 38 weken na de bevruchting geboren.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

4.6 Zwangerschap
Het kind ontwikkelt zich in de baarmoeder.

De eerste weken noem je het een embryo.
Vanaf de achtste week na de bevruchting noem je het een foetus.
Na de geboorte noem je het een baby.

Slide 25 - Tekstslide

De eerste weken van de zwangerschap zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding van het embryo.

Daarna ontstaat de placenta of moederkoek.

Dat is een speciaal deel van de baarmoederwand dat wordt gemaakt door het kind en de moeder.

Slide 26 - Tekstslide

In de placenta stroomt bloed in bloedvaten van het embryo vlak langs het bloed van de moeder.
Hierdoor kunnen stoffen worden uitgewisseld van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo en omgekeerd.

Het bloed van de moeder stroomt niet door het embryo, maar blijft door dunne vliezen gescheiden van het bloed van de embryo.


Slide 27 - Tekstslide

Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta.

Zuurstof en voedingsstoffen gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van de embryo.
Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

4.6 Zwangerschap
Als een vrouw ongeveer 10 weken zwanger is, wordt meestal een echo (echografie) gemaakt. Met behulp van geluidsgolven ontstaat en beeld van de foetus in de baarmoeder.

Aan de hand van deze echo kan de verloskundige bepalen hoe lang de vrouw precies zwanger is en wanneer het kind dus ongeveer geboren zal worden.

Slide 30 - Tekstslide

4.6 Zwangerschap
Tijdens de zwangerschap kan worden onderzocht of de moeder een grotere kans heeft op een kind met een aangeboren afwijking of erfelijke ziekte.

Dit noem je prenataal onderzoek.

Ook kan het geslacht van de baby worden bepaald.

Slide 31 - Tekstslide

4.6 Zwangerschap
De eerste prenatale test die een moeder krijgt aangeboden, is de combinatietest. Met de combinatietest wordt vastgesteld of er een kans is op een kindje met downsyndroom.

De test bestaat uit een bloedonderzoek bij de moeder en een nekplooimeting bij de foetus. De meting van de nekplooi wordt gedaan met een echo.

Slide 32 - Tekstslide

4.6 Zwangerschap
Sinds 2017 kan een zwangere vrouw in Nederland ook kiezen voor de NIPT. NIPT staat voor niet-invasieve prenatale test.

Bij de moeder wordt bloed afgenomen en onderzocht.
In het bloed zit een beetje DNA van de placenta. Dit is bijna altijd hetzelfde DNA als van het kind. Uit het bloedonderzoek kan blijken dat er een verhoogde kan is op een kind met een erfelijke ziekte.

Slide 33 - Tekstslide

4.6 zwangerschap
Na ongeveer 20 weken zwangerschap kan nogmaals een echo worden gemaakt. Bij deze 20-wekenecho wordt de foetus worden onderzocht op verschillende aangeboren afwijkingen aan het hart, de hersenen, de organen en de ledematen.

Ook kan het geslacht worden bepaald.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 38 - Tekstslide

th 3.2 een vrouw
lees: blz. 54 t/m 59

maak opdr 1 t/m 8

waar blz. 54 t/m 60





Slide 39 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe de bevruchting bij de mens verloopt
- kan je beschrijven hoe een zwangerschap verloopt
- kan je uitleggen wat prenataal onderzoek is en hiervan voorbeelden noemen

Slide 40 - Tekstslide