C. L'adjectif possessif + D Les phrases clés

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Au programme

- Grammaire C: exercices sur l'adjectif possessif

- D: se présenter:

parler - écouter - vocabulaire

huiswerk gemaakt?

• dan ... weet je hoe je het bezittelijk voornaamwoord in het Frans moet gebruiken. 
• dan weet je dat dit niet hetzelfde is als in het Nederlands

sa maison kan zijn huis betekenen, maar ook haar huis!

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
jouw hond

1. ta chien
2. ton chien
3. mon chien
4. ma chien

ton chien

chien is een mannelijk woord

un chien

un = ton

ton chien

haar oom

1. mon oncle
2. sa oncle
3. elle oncle
4. son oncle

son oncle

oncle = een mannelijk woord

un oncle

dit leer je in de woordenlijsten

un --> son

son oncle

zijn huis

1. son maison
2. sa maison
3. ton maison
4. ma maison

sa maison

maison is een vrouwelijk woord

une maison

une --> sa 

onze kinderen

1. notre élève
2. notres élèves
3. nos élèves
4. ses élèves

nos élèves

élèves is meervoud

onze is notre (= enkelvoud) of nos (=meervoud)

--> nos élèves

hun kat

1. son chat
2. leur chat
3. leurs chats
4. sa chat

hun kat

leur = hun

un chat = enkelvoud

leur chat

(leurs chats = hun katten)

D. parler et écouter

Se présenter

• Exercices 16a - b - d
• un petit texte à écrire sur toi-même: exercice 17 p17

je schrijft een tekstje waarin je jezelf voorstelt. In deze tekst heb je alle vragen die in de kader staan op p17 beantwoord. 

zie ook Magister!

• Apprends D phrases-clés p11

Wat kan je op het einde van dit hoofdstuk?

nous sommes

1. wij zijn
2. wij hebben

ils ont

1. hij heeft
2. zij zijn
3. hij is
4. zij hebben

être - vous

1. vous etes
2. vous êtes
3. vous étez
4. vous êtrez

avoir - tu

1. tu a
2. tu est
3. tu es
4. tu as

jullie hebben

zij zijn