herhalingsles december examen

Verschillende fasen van een techniek
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Directe zorgSecundair onderwijs

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verschillende fasen van een techniek

Slide 1 - Tekstslide

Stel je doet stage in een WZC en je moet info vragen over een cliënt. Aan wie vraag je info?
A
Ik vraag het aan het dichtstbijzijnde personeelslid
B
Ik vraag het aan een andere stagiaire
C
Ik vraag het aan de mentor of hoofdverpleegkundige
D
Ik vraag om in het digitaal zorgdossier te kijken samen met de mentor

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekend de afkorting ADL?
A
Algemeen dagblad Leuven
B
Algemene dagelijkse lichaamsverzorging
C
Algemene dagelijkse levensverrichtingen

Slide 3 - Quizvraag

Vragen die je stelt over een cliënt:
Hoe mobiel is de cliënt. Kan hij nog alleen uit bed/ rondlopen?
Wat kan hij nog zelf (ADL)/ welke hulp moet ik bieden?
Hoe verplaatst de bewoner zich?
Heeft hij wonden? Moet ik ergens speciaal aandacht voor hebben?
Hoe is zijn geheugen, sociaal contact met anderen, bezoek?

Slide 4 - Tekstslide

Welke voordelen heeft het voor jezelf als een techniek vlot gaat
A
Minder moe en krachten nodig, zelfzeker, tijdbesparend
B
Minder moe en krachten nodig, zelfzeker, tijdbesparend, orde en netheid
C
Minder moe en krachten nodig, zelfzeker, tijdbesparend, ordelijk, beter observeren en rapporteren
D
Beter observeren, rapporteren, zelfvertrouwen, orde, netheid

Slide 5 - Quizvraag

Welke voordelen heeft het voor de cliënt als je de techniek goed kent?
A
Geen voordelen
B
Minder pijn en sneller
C
minder pijn, sneller, komt professioneel over
D
minder pijn en vermoeidheid, minder risico op besmetting, meer vertrouwen

Slide 6 - Quizvraag

Noem 2 voorbereidingen die je doet in de kamer /materiaal als je iemand gaat wassen.

Slide 7 - Open vraag

Welke voorbereiding zou je bij jezelf moeten doen?

Slide 8 - Woordweb

Informatie inwinnen....
Welke vragen stel je aan je mentor voor je de kamer betreedt?
Wat moet jij doen alvorens de kamer te betreden?
Wat mag je niet vergeten voordat je de kamer betreedt?

Slide 9 - Tekstslide

Principes van Mieke Grypdonck

Slide 10 - Tekstslide

Wat doe je bij de cliënt ter voorbereiding?

Slide 11 - Open vraag

Mieke Grypdonck
Prof. Dokter M Grypdonck heeft een systeem ontwikkeld waarbij je steeds naar de cliënt moet kijken. Dit systeem bestaat uit 
8 principes:

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

wat kunnen nazorgen zijn: Bij jezelf, kamer, cliënt, materiaal.. Zoek hiervan voorbeelden

Slide 14 - Open vraag

Principes van Grypdonck:
1. Zelfzorg en inspraak van de cliënt         2. Ergonomie                 3. Comfort      4.Hygiëne en asepsis              5. Beleving zorgvrager           6. Economie            
7. Veiligheid                         8. Ecologie

Slide 15 - Tekstslide

Je moet over een bewoner nog rapporteren, dit doe je
A
Mondeling tegen de eerste verzorgster die ik tegenkom
B
Mondeling tegen de hoofdverpleegkundige
C
Ik schrijf het op een blaadje voor mezelf en vertel het tijdens de briefing
D
Ik schrijf het op een blaadje voor mezelf en vertel het tijdens de briefing en noteer het samen met mentor in het zorgdossier

Slide 16 - Quizvraag

Bij rapportering let ik op
A
Schrijftaal, kort en bondig to the point, objectief.
B
Mooie lange zinnen
C
Schrijftaal, kort en bondig to the point, objectief en geef ik al een actiepunt op.
D
Schrijf ik in de codetaal van de verpleging, kort en krachtig.

Slide 17 - Quizvraag

Je moet een bewoner gaan wassen, hoe pas je het principe zelfzorg en inspraak toe tijdens het helpen?

Slide 18 - Open vraag

Stel dat je alleen naar een kamer wordt gestuurd bij een bewoner die je al een paar keer hielp. Je mentor zegt ik ben hiernaast. Je helpt de bewoner uit bed en merkt dat deze helemaal niet goed is. Wat doe je?

Slide 19 - Open vraag

Hoe kan je duurzamer omspringen in een WZC met materialen?

Slide 20 - Open vraag

De was van mijn oma wordt uitbesteed in het WZC. Toch is er was verloren gegaan. Dit komt omdat:
A
Het in de verkeerde waszak zat
B
Het niet gelabeld was (voorzien van naam)
C
Beide
D
de verzorgende het in de foute waszak gooide

Slide 21 - Quizvraag

Slimme inco is:
A
Inco waarin een sensor zit die meet als deze verzadigd is en via app op telefoon wordt je verwittigd.
B
Inco waarbij met je een bericht op je telefoon krijgt als het moet vervangen worden
C
Inco waarin een sensor zit
D
Inco zoals we kennen

Slide 22 - Quizvraag

Door het gebruik van slimme inco heb je
A
meer werkplezier en minder geuren
B
minder belasting voor de verzorgende
C
Het blijft gelijk aan gewone inco
D
A en B samen

Slide 23 - Quizvraag

Handen ontsmetten Wanneer?

Slide 24 - Woordweb

Virulentie is
A
Hoe kiemen worden overgedragen.
B
Het ziektemakend vermogen van m.o.
C
Een kiem die resistent is
D
Een besmetting van de ene op de andere persoon

Slide 25 - Quizvraag

Een venerische besmetting is?
A
Een besmetting via de lucht.
B
Een besmetting via seks
C
Een besmetting via de huid
D
Een besmetting via alle wegen behalve maagdarmstelsel

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een besmetting en een infectie?
A
Is hetzelfde
B
Er zijn m.o binnengedrongen
C
De binnengedrongen m.o. richten schade aan
D
De binnengedrongen m.o. breken je weerstand en richten schade aan

Slide 27 - Quizvraag

Noem de 5 typische ontstekingsverschijnselen op

Slide 28 - Open vraag

Een ontsteking eindigt op:
A
Etis
B
Itis
C
Tis
D
Tes

Slide 29 - Quizvraag

Je bent een gezonde drager van Corona, dit is een
A
Besmetting
B
Infectie
C
ontsteking

Slide 30 - Quizvraag

Je wordt ziek en krijgt de griep, dit is een:
A
Besmetting
B
Ontsteking
C
Infectie

Slide 31 - Quizvraag

Ik heb waterpokken en blaasjes op mijn huid. ik zit in de
A
Beginperiode
B
Incubatieperiode
C
Standperiode
D
Herstelfase

Slide 32 - Quizvraag

In de incubatietijd zie ik:
A
Geen klachten
B
Voel ik me niet goed
C
Heb ik typische klachten
D
Heb ik heel veel klachten

Slide 33 - Quizvraag

Een endemie is
A
Een ziekte op wereldschaal
B
Een streekgebonden ziekte
C
Een ziekte over een groot deel van het land.

Slide 34 - Quizvraag

Een recidive is
A
Een ziekte
B
Een heropflakkering van de ziekte
C
Een chronische ziekte
D
Een acute ziekte

Slide 35 - Quizvraag

Een septicemie is een
A
Gevaarlijke ziekte
B
Een bloedvergiftiging
C
Een chronische ziekte
D
Een ontsmettingsstof

Slide 36 - Quizvraag

Een ander woord voor witte bloedcellen is
A
Reticulocyten
B
Trombocijten
C
Lymfocyten
D
Leukocyten

Slide 37 - Quizvraag

Gammaglobulines zijn
A
stoffen waarvan je dood gaat
B
Antistoffen van iemand anders
C
Verzwakte m.o.
D
Hulpmiddelen als je ziek bent

Slide 38 - Quizvraag

Je krijgt griep en geneest, dit noemen we ...
A
Verworven immuniteit
B
Actieve verworven immuniteit
C
passieve verworven immuniteit
D
Erfelijke immuniteit

Slide 39 - Quizvraag

Bij passieve kunstmatige immuniteit
A
Worden er m.o. toegediend
B
Worden er gammaglobulines toegediend
C
Worden er vaccinaties gegeven

Slide 40 - Quizvraag

Decubitus is
A
Een verdrukking van weefsel
B
Een verdrukking van weefsel tussen het been en de onderlaag
C
Een verdrukking van weefsel tussen de boven en de onderlaag

Slide 41 - Quizvraag

je krijgt een vaccinatie voor rode hond is dit
A
actieve kunstmatige immuniteit
B
Passieve kunstmatige immuniteit

Slide 42 - Quizvraag

Je hebt ... graden in decubitus
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 43 - Quizvraag

Hoe noemen we het onderdeel van het bed dat je omhoog kan doen?
A
Bedtrekker of papegaaienstok
B
Bedsponden of onrusthekkens
C
remmen
D
Omhoogtrekhek

Slide 44 - Quizvraag

Spitsvoeten zijn:
A
voeten die heel smal zijn
B
Voeten die ontstaan door teveel op je tippen te lopen
C
voeten die ontstaan door te strak gespannen lakens
D
Voeten die ontstaan bij ballerina's

Slide 45 - Quizvraag

In deze situatie was ik mijn handen en ontsmet ik ze ook.
A
Na contact met zv
B
Voor en na het wassen van een zv
C
Na contact met urine
D
Voor het toiletbezoek

Slide 46 - Quizvraag

Een zv moet in isolatie omdat deze besmet is met MRSA. Geef een voorbeeld van een persoonlijk beschermingsmiddel dat het personeel moet dragen.

Slide 47 - Open vraag

Een zv kan niet steunen om zich te verplaatsen. Welk hulpmiddel gaan we gebruiken bij de verplaatsing van bed naar rolstoel?
A
Sara stedy
B
actieve tillift
C
passieve tillift
D
gleizeil

Slide 48 - Quizvraag

Geef een vb van een MO dat nuttig kan zijn.

Slide 49 - Woordweb

Bij een bedopmaak mag ik de vuile lakens op de grond leggen onder het bed, als ik geen linnenmand bijheb.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 50 - Quizvraag