§2.3 Een huur- of koopwoning?

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§2.3 Een huur- of koopwoning?
Bekijk eerst het filmpje en beantwoord daarna de vragen.
Je mag je boek gebruiken voor het opzoeken van antwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Intro
5-6 minuut
We zijn anders gaan leven
2021
De woningmarkt bestaat uit:
A
huurwoningen
B
koopwoningen
C
huur- en koopwoningen
D
geen van de antwoorden

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het aanbod op de woningmarkt daalt. Wat betekent dat?
A
Er komen meer huizen in de verkoop.
B
Er worden minder nieuwe woningen gebouwd.
C
Meer mensen willen een huis kopen.
D
Mensen blijven langer in hetzelfde huis wonen.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De totale woningmarkt bestaat uit de totale vraag naar woningen en de totale aanbod naar woningen. De woning markt kan je weer verdelen in
A
huurwoningen & koopwoningen
B
huurwoningen & leasewoningen
C
leasewoningen & koopwoningen
D
Sociale woningen en vrije woningen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heten de twee soorten huurwoningen in Nederland?
A
Speciale huur
B
Vrije-sector
C
Sociale huur
D
Open-sector

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vestia is een woningbouwvereniging of woningcorporatie. Wat is dat?
A
Instelling die sociale huurwoningen in een plaats bouwt, verhuurt en onderhoudt.
B
Woningen die samenwerken in een vereniging.
C
Vereniging waarin bewoners van sociale huurwoningen samenwerken.
D
Vereniging die woningen bouwt.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen heeft recht op huurtoeslag.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je zelf een huis gekocht hebt, kan je dan ook huurtoeslag aanvragen?
A
Ja, maar alleen als je aan bepaalde voorwaarden voldoet
B
Nee, dat kan alleen voor huurwoningen
C
Ja, maar dan alleen als je het huis verhuurt
D
Ja natuurlijk.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je huurtoeslag aanvragen?
A
Bij de belangstingdienst
B
Bij de gemeente
C
Bij de woningbouwvereniging
D
Bij de makelaar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De huurtoeslag is afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de huurder en de hoogte van de huur. Joshua heeft hetzelfde inkomen als vorig jaar, maar de huur is verlaagd.

Welke gevolgen heeft dit voor Joshua?
A
De huurtoeslag blijft gelijk.
B
De huurtoeslag daalt.
C
De huurtoeslag stijgt.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voordeel van het huren van een woning?
A
Je hoeft het niet schoon te maken
B
Je hoeft geen huur te betalen
C
Je hoeft de tuin niet netjes te houden.
D
Als het dak lekt, hoef jij het niet te maken.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De hoogte van de huurtoeslag hangt onder meer af van de leeftijd en van het inkomen. Bepaal aan de hand van de gegevens in afbeelding 5 of de volgende personen recht hebben op huurtoeslag. Marjolein is 65 jaar, woont alleen, heeft een jaarinkomen van € 20.500 en een maandhuur van € 350.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist?
A
Bij een huurhuis is de huurbaas de eigenaar.
B
Bij een koophuis betaal je huur.
C
Een hypotheek wordt iedere maand hoger.
D
Bij een huurhuis heb je altijd recht op huurtoeslag.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Komt Jan in aanmerking voor huurtoeslag?

Het inkomen van Jan (49 jaar) en zijn vrouw is € 28.400 per jaar. Ze wonen samen met zijn hun twee dochters in een huurwoning van € 600 per maand.
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de verschillende stappen in de juiste volgorde.
De akte wordt ingeschreven bij het Kadaster.
Je gaat de woning bezichtigen.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 7
Stap 8
Stap 6
Zowel de koper als verkoper gaan het voorlopig koopcontract tekenen.
Je wilt een woning kopen en gaat op zoek naar een geschikte woning.
Je belt de verkopende makelaar om een afspraak te maken voor een bezichtiging.
Na eventuele onderhandelingen, worden jullie het eens over de prijs van de woning.
Je hebt 6 weken de tijd om de financiën te regelen.
Koper en verkoper gaan naar de notaris voor het tekenen van de transportakte of leveringsakte. Hierbij wordt ook de sleutel van de woning overhandigd.

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huren
Kopen
je spaart voor je oude dag
je hebt hogere onderhoudskosten
je hebt geen nadeel bij een waardedalingvan de woning
je loopt een daling van de hypotheekrente mis
je bent flexibel als je wilt verhuizen

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een koopwoning hebt moet je ozb betalen. Wat betekent deze afkorting?
A
onroerendezaakbelasting
B
onroerendeziekenbelasting
C
onroerendezakenbedrag
D
ongelukkenzaakbedrag

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je de waarde van een woning of bedrijfspand?
A
OZB
B
WOZ

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hogere WOZ.
OZB hoger of lager??
A
hoger
B
lager
C
blijft gelijk

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de makelaar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom hoef je geen ozb te betalen als je huurt?
A
dan woon je niet in een gemeente
B
dan betaal je geen belastingen
C
dat betaalt de eigenaar
D
dan krijgt de gemeente te veel geld

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van §2.3
Maken opgave 26 t/m 35

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies