Werkwoorden
Kies het werkwoord.
Jeremy loopt heel hard.
A
Jeremy
B
heel
C
loopt
D
hard
1 / 12
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Kies het werkwoord.
Jeremy loopt heel hard.
A
Jeremy
B
heel
C
loopt
D
hard
Slide 1 - Quizvraag
Kies het werkwoord.
Myra leest mooi een boek
A
Myra
B
leest
C
een
D
boek
Slide 2 - Quizvraag
Kies het werkwoord.
Renzo eet een groot bord patat.
A
Renzo
B
patat
C
groot
D
eet
Slide 3 - Quizvraag
Kies het werkwoord.
Melis duikt in het diepe zwembad.
A
Melis
B
duikt
C
het
D
zwembad
Slide 4 - Quizvraag
Kies het werkwoord.
Robin vindt appeltaart met slagroom erg lekker.
A
Robin
B
slagroom
C
vindt
D
lekker
Slide 5 - Quizvraag
Kies het werkwoord.
Liam en zijn broertje spelen een leuk spel met mij.
A
Liam
B
zijn
C
broertje
D
spelen
Slide 6 - Quizvraag
Kies het werkwoord.
Else en Juliette lopen naar de speeltuin.
A
de speeltuin
B
lopen
C
naar
D
Else en Juliette
Slide 7 - Quizvraag
Kies het werkwoord.
Tessa en Fanny spelen op de kinderboerderij.
A
en
B
spelen
C
op
D
kinderboerderij
Slide 8 - Quizvraag
Kies het werkwoord.
Wim lacht om het grapje van juf Karen.
A
lacht
B
om
C
grapje
D
juf Karen
Slide 9 - Quizvraag
Kies het werkwoord.
Kick en Boris voetballen altijd op maandag.
A
Kick en Boris
B
voetballen
C
op
D
altijd
Slide 10 - Quizvraag
Kies het werkwoord.
De kinderen van groep 4b luisteren goed tijdens
de taalles van juf Marijke.
A
kinderen
B
groep
C
luisteren
D
taalles
Slide 11 - Quizvraag
Wat vond je van de les?
A
B
C
D
