Chap 3, Bron H1

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?

1. haar, zijn
2. zij, hij
3. mijn, jouw
4. jullie, onze

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon livre.      = Het is mijn boek.

Voilà ma chambre. = Hier is mijn                                          slaapkamer.

mannelijk zelfstandig naamwoord en bezittelijk vnw

mon  livre 
ton livre   
son livre  

mijn  

mon 

ma

mes

jouw

ton 

ta

tes

haar/ zijn  

son

sa

ses

mijn  

mon 

ma

mes

jouw

ton 

ta

tes

haar/ zijn  

son

sa

ses

vrouwelijk zelfstandig naamwoord en bezittelijke vnw

ma   chambre 
ta chambre

sa chambre

mijn  

mon 

ma

mes

jouw

ton 

ta

tes

haar/ zijn  

son

sa

ses

mijn  

mon 

ma

mes

jouw

ton 

ta

tes

haar/ zijn  

son

sa

ses

meervoud 

mes parents

tes parents 

ses parents

Voorbeelden

1. Marc est mon frère.

2. Ils sont tes parents.

3. C'est sa maison. 

4. C'est notre voiture.

5. Ce sont vos livres.

6. Ils font leurs devoirs.

Let op!

Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!

Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.

C'est son école.         = Dat is zijn/haar school.

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre.

1. mon
2. ma
3. ta
4. sa

Vul het juiste bez. vnw. in:
1, Prof Holwerdalaan est ... (zijn) adresse .

1. ta
2. ton
3. mes
4. son

(Jouw) ami est très sympa

1. ton
2. ta
3. son
4. sa

(Zijn) parents sont très sévères

1. son
2. tes
3. ses

Vul het juiste bez. vnw. in:
Paul est ... (haar) cousin.

1. son
2. sa
3. ses
4. mon

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (zijn) parents.

1. tes
2. mes
3. ses
4. les