Deelwoorden bijvoeglijk gebruiken

VD en OD bijvoeglijk gebruikt
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

VD en OD bijvoeglijk gebruikt

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijke info:
Toets werkwoordspelling op donderdag 7 april

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een voltooid deelwoord?
Ik heb gelopen
Ik ben gevallen
Ik heb gehoopt
Ik ben beroofd

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord?
Het mooie meisje
De rode fiets
De kwade man

Slide 4 - Tekstslide

VD als bijvoeglijk naamwoord
Ik ben gevallen                             (= vd)
Het gevallen kind                        (= vd als bijv.nw)
Piet heeft geschreven              (= vd)
De geschreven brief                  (= vd als bijv.nw)

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil?
vergrote - vergrootte
bestede - besteedde
verbrede - verbreedde


Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
  • We kunnen de vergrote foto in de winkel afhalen.
  • De fotograaf vergrootte onze foto van de bruiloft.
  • Het bestede bedrag kun je declareren.
  • De docent besteedde veel aandacht aan de werkwoordspelling.
  • Het verbrede pad zag er goed uit.
  • Gisteren verbreedde de tuinman het pad. 

Slide 7 - Tekstslide

Een voltooid deelwoord kun je ook bijvoeglijk gebruiken. Maak een voorbeeldzin!

Slide 8 - Open vraag

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruiken?

Schrijf het zo kort mogelijk!

Slide 9 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

het (bederven) vlees

Slide 10 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Verwoesten: de ........ stad

Slide 11 - Open vraag



De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 12 - Open vraag



De soep is gekruid.
De _____ soep.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 13 - Open vraag



De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 14 - Open vraag



De kleding is zelf ontworpen.
De zelf _____ kleding.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 15 - Open vraag



De vogel is opgezet.
De _____ vogel.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 16 - Open vraag



Het winkelcentrum is verbouwd.
Het _____ winkelcentrum.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 17 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

het (stranden) schip

Slide 18 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Schrikken: een ........ voorbijganger
Schrikken: de ........ mensen

Slide 19 - Open vraag

Wat is een onvoltooid deelwoord? (OD)
Hele werkwoord + d
Huilend
Lopend
Gillend
Brandend

Slide 20 - Tekstslide

OD kun je ook bijvoeglijk gebruiken
Het kind liep huilend door de straat         (=od)
Het huilende kind liep door de straat      (= od als bijvoeglijk nw)

Schreeuwend viel de man op de grond    (=od)
De schreeuwende man                                    (= od als bijvoeglijk nw)

Slide 21 - Tekstslide

Alles op een rijtje:
Ik loop naar huis                                       (pvtt)
Ik liep naar huis                                          (pvvt)
Ik heb gelopen                                            (vd)
De gelopen race                                         (vd als bijv.nw)
Ik ging lopend naar m'n werk               (od)
De auto staat met lopende motor voor huis   (od als bijv.nw)

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf een voorbeeldzin met het OD als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 23 - Open vraag

Noteer het OD als bijvoeglijk naamwoord.
vragen: een ... meisje

Slide 24 - Open vraag

Noteer het OD als bijvoeglijk naamwoord.
gillen: de ... keukenmeid

Slide 25 - Open vraag

Noteer het OD als bijvoeglijk naamwoord.
spieken: het ... kindje

Slide 26 - Open vraag