HIN 2BKA - werkwoordelijk gezegde

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Ga rustig zitten volgens de plattegrond.  Geen discussie. 

Leg je  iPad, boek, schrift en pen voor je. Log alvast in op deze LessonUP.  





timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
* Ik kan zinsdeelstrepen op de juiste plaats in de zin zetten.
* Ik kan de persoonsvorm in een (enkelvoudige) zin aanwijzen.
* Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een (enkelvoudige) zin aanwijzen.

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde 

Klas 2BKA

Slide 4 - Tekstslide

Startvraag
Onderstreep het werkwoordelijk gezegde.
Schrijf op wat het WG is=


1. Ik ben naar het Bevrijdingsfestival geweest.
2. We hebben veel uitgeslapen.
3. Mijn zus ging op vakantie.
4. Oma heeft pannenkoeken gebakken.


Bedenk 3 zinnen over jouw meivakantie.
Onderstreep in elke zin het werkwoordelijk gezegde. 

Leg uit waarom die woorden samen het WwG vormen.
Voorbeeld:
“Wij hebben de hele dag gefeest.”
WG = “hebben gefeest”, want dat zijn alle werkwoorden die bij de handeling horen
basis
kader
antwoord 
timer
4:00

Slide 5 - Tekstslide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.

  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.


Slide 6 - Tekstslide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!

Bijvoorbeeld:
Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen


Slide 7 - Tekstslide

'Faye heeft goed geleerd voor de toets'
werkwoordelijk gezegde =
A
Faye
B
heeft geleerd
C
Faye heeft
D
heeft

Slide 8 - Quizvraag

'Daniël gaat vakantie vieren.'
werkwoordelijk gezegde =
A
gaat
B
Daniël
C
vieren
D
gaat vieren

Slide 9 - Quizvraag

'Rik gaat een website ontwerpen.'
werkwoordelijk gezegde =
A
ontwerpen
B
een website
C
gaat ontwerpen
D
Rik

Slide 10 - Quizvraag

Lotas maakt een mooi schilderij.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 11 - Open vraag

Lotas kan heel mooi schilderen.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 12 - Open vraag

Lotas heeft gele en blauwe bloemen geschilderd.

Werkwoordelijk gezegde =

Slide 13 - Open vraag

Lijdend voorwerp is toetsstof voor kader. 

Slide 14 - Tekstslide

Vragende voornaamwoorden
  • Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vrag.vnw):
    wie, wat, welk(e), wat voor (een).

  • Een vrag.vnw staat meestal aan het begin van een vraag. Welke spieren train je met hardlopen?

  • Wanneer een vrag.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.

    Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen
    Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat?
    Wie = vragend voornaamwoord



Heb je nog vragen?

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat?
Zelfstandig maken:
Basis: Cursus 5, paragraaf 4. 
Opdracht 1 t/m 5 op blz. 204-205
Kader: opdracht op uitgedeeld stencil. 
Hoe?
Schrijf je antwoorden in je schrift.
Hulp
Brein, Boek, Buur, Bureau.
Tijd
Tot aan het einde van de les. Niet af? Dan is het huiswerk voor de volgende keer.
Klaar?
Verder lezen uit je leesboek of werken aan §4 (k) en §6 (b) over samengestelde zinnen. 
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik BEN naar de winkel geweest.
Ik BEN met de deur in huis GEVALLEN
Mijn zusje IS AAN HET RENNEN.

Slide 17 - Poll

Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Leerdoelen
* Ik kan zinsdeelstrepen op de juiste plaats in de zin zetten.
* Ik kan de persoonsvorm in een (enkelvoudige) zin aanwijzen.
* Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een (enkelvoudige) zin aanwijzen.

Slide 19 - Tekstslide

Ik heb de lesdoelen gehaald.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Tot straks bij het tweede uur!


Slide 21 - Tekstslide