Oefentoets 2- Kanteldag 2

Examen Capítulo 4-5 "Una vida soleada"
                  ¡Mucha suerte chicos y chicas! 
                                   Veel succes!                        1
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examen Capítulo 4-5 "Una vida soleada"
                  ¡Mucha suerte chicos y chicas! 
                                   Veel succes!                        1

Slide 1 - Tekstslide

Oefentoets 2
La meta
De grammatica en de woordenschat opfrissen en die kunnen toepassen in de opdrachten.

checken of je
  • de woordenschat van PA2. 5.1 t/m 5.4 beheerst
  • het basisregels van de Estar + Gerundio" , wederkerende werkwoorden en "de presente van ocer - ecer en ucir" beheerst

Slide 2 - Tekstslide

1.Gramática
Estar + Gerundio

Slide 3 - Tekstslide

1. Laura (hablar) .... por el móvil con su madre.

Slide 4 - Open vraag

2. Hola Rosa, ¿qué (pensar) ...?

Slide 5 - Open vraag

3. Mis amigos (ver) ... las series de Netflix.

Slide 6 - Open vraag

2.Gramática
Wederkerende werkwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Een wederkerend werkwoord eindigt in het Spaans altijd op -se
A
verdadero
B
falso

Slide 8 - Quizvraag


Wederkerende Werkwoorden
(despertarse / yo (ie))............................muy temprano, desayuno, después…………………….(ponerse / yo) a ver las noticias por TV. A las 7 los niños……………………..(levantarse) y ………………………..(arreglarse) para ir a la escuela. 
El día inicia con una llegada al gimnasio donde veo a mis compañeros como …………………… (divertirse-ellos (ie)) cuando…………...(ejercitarse-ellos). Al terminar mis actividades deportivas……………………….(ducharse / yo) y de inmediato……………………………….. (trasladarse / yo) a la peluquería para dar comienzo a mi jornada de trabajo. 

Slide 9 - Open vraag


De “wederkerende werkwoorden” en el Presente.
En la peluquería…………………….(cortarse, ellas (ue)) el cabello y……………………….(peinarse, ellas), muchas chicas………………...(maquillarse) para salir relucientes a sus diferentes eventos.  
Finalizada mi jornada de trabajo……………………….(retirarse-yo) satisfecha para llegar a mi casa, que junto a mi esposo e hijos…………...(prepararse-yo) una rica cena.

Slide 10 - Open vraag

Yo __________________ (wakker worden) a las 8 de la mañana.
A
levantarme
B
levanto
C
me levanto
D
me levantar

Slide 11 - Quizvraag

María (ducharse) ....

Slide 12 - Open vraag

Vertaal naar het Spaans:
Zij gaat zich voorstellen
A
se presenta
B
va a presentarse
C
va a presentar
D
se ha presentado

Slide 13 - Quizvraag

3.Gramática
Je kan minimaal drie werkwoorden vervoegen die eindigen op
 “ecer - ecer - ucir ” 
Presente

Slide 14 - Tekstslide

Waar eindigt die ik-vorm steeds op?
A
-sco
B
-nco
C
-zco
D
-rco

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste vervoeging van het werkwoord:
Yo ___________ (conducir) el coche
A
conduzco
B
conduco

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste vervoeging van het werkwoord:
La tienda _________ (ofrecer) rebajas
A
ofrezco
B
ofrece

Slide 17 - Quizvraag


nosotros ___________ (traducir) palabras
A
traducís
B
traducimos

Slide 18 - Quizvraag


María ____________ (reconocer) a su artista favorita
A
reconoces
B
reconoce

Slide 19 - Quizvraag

De “Presente” van de werkwoorden die eindigen op -ecer-ocer -ucir
1. Yo siempre ………………………(ofrecer) mi ayuda a mis estudiantes.
2. Ellos ……………………………(merecer) lo mejor del mundo.
3. Sophia…………………………..(conocer) a muchos holandeses.
4. Ahmad y yo………………………..(conducir) un BMW.
5. Chris y Martijn no………………………(conducir) nunca, van en bicicleta.

Slide 20 - Open vraag

4.Gramática
De trappen van vergelijken

Slide 21 - Tekstslide

Onze school is groter dan de kerk
A
más grande que
B
más grande como
C
menos grande que
D
tan grande como

Slide 22 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling

Een fiets is minder snel dan een motor.
A
menos rápido que
B
más rápida que
C
menos rápida que
D
tan rápido como

Slide 23 - Quizvraag

Jouw auto is net zo mooi als de mijne.
A
más bonito que
B
menos bonito que
C
tan bonita como
D
tan bonito como

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling
Jouw cijfer is beter dan mijn cijfer
A
más buena que
B
mejor que
C
peor que
D
más bueno que

Slide 25 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling.
Amsterdam is kleiner dan Barcelona.
A
más pequeña que
B
menos pequeña que
C
más grande que
D
menos grande que

Slide 26 - Quizvraag

Kies de juiste vertaling.
Een koffie is net zo duur als een thee.
A
tan caro que
B
menos caro como
C
más caro que
D
tan caro como

Slide 27 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Jouw auto is net zo mooi als de mijne.
A
tanto bonito que
B
tan bonito que
C
tan bonito como
D
tanto bonito como

Slide 28 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling.
Amsterdam is kleiner dan Barcelona.
A
más pequeña que
B
menos pequeña que
C
más grande que
D
menos grande que

Slide 29 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling.
Een koffie is net zo duur als een thee.
A
tanto caro como
B
menos caro como
C
más caro que
D
tan caro como

Slide 30 - Quizvraag

Trappen van vergelijking
Kies de juiste vertaling
Een fiets is minder snel dan een motor.
A
menos rápida que
B
más rápida que
C
menos rápida como
D
tan rápida como

Slide 31 - Quizvraag

3.Vocabulario

Slide 32 - Tekstslide

Vertaal:
1. Hola Juan, ¿qué estás haciendo?

Slide 33 - Open vraag

dejar
el jersey
agotado
la ropa
agradecer
compartir
aparecer
ayudar
lenen
de trui
uitgeput
helpen
delen
verschijnen
de kleding
dankbaar zijn

Slide 34 - Sleepvraag

Ellas ______________ (naar bed gaan) a las once.
A
se acostan
B
se acuestan
C
les acuestan
D
se acuesta

Slide 35 - Quizvraag

Noem drie kleding stukken.
Noem drie karakteristiek eigenschappen.
De tegenstelling van "Peor"?

Slide 36 - Open vraag

Fin, gracias por tu atención

Slide 37 - Tekstslide