In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Reanimeren!
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Na deze les kan ik de theorie van het reanimeren beschrijven
Slide 2 - Tekstslide
Leg uit wat de leerdoelen zijn van deze les en waarom ze belangrijk zijn.
Wat weet je al over reanimatie?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is reanimatie?
Reanimatie is het kunstmatig in leven houden van een persoon door middel van hartmassage en mond-op-mondbeademing.
Slide 4 - Tekstslide
Leg uit wat reanimatie is en waarom het belangrijk is om te weten hoe je moet reanimeren.
Wanneer is reanimatie nodig?
Reanimatie is nodig als iemand een hartstilstand heeft gehad. Dit kan bijvoorbeeld komen door verstikking, verdrinking of een hartaanval.
Slide 5 - Tekstslide
Leg uit wanneer iemand gereanimeerd moet worden en wat de oorzaken kunnen zijn van een hartstilstand.
Bel 112!
Bel altijd direct 112 als iemand een hartstilstand heeft. De hulpdiensten kunnen dan snel ter plaatse zijn.
Slide 6 - Tekstslide
Benadruk hoe belangrijk het is om direct 112 te bellen en dat dit de eerste stap is in het reanimatieproces.
Controleer de ademhaling
Controleer of de persoon nog ademt. Leg hiervoor je hoofd op de borstkas en voel of je de ademhaling kunt waarnemen.
Slide 7 - Tekstslide
Leg uit hoe je de ademhaling van de persoon kunt controleren en waarom dit belangrijk is.
Start met borstcompressies
Als de persoon niet meer ademt, start dan direct met borstcompressies. Plaats je handen op de borstkas en duw deze stevig in.
Slide 8 - Tekstslide
Laat zien hoe je borstcompressies moet uitvoeren en benadruk dat dit snel en stevig moet gebeuren.
Mond-op-mondbeademing
Als je alleen bent, wissel dan borstcompressies af met mond-op-mondbeademing. Kantel het hoofd van de persoon naar achteren, knijp de neus dicht en blaas lucht in de mond.
Slide 9 - Tekstslide
Leg uit hoe je mond-op-mondbeademing moet uitvoeren en waarom dit belangrijk is.
AED
Een AED kan helpen bij het reanimeren. Volg de instructies op de AED en plak de elektroden op de borstkas van de persoon.
Slide 10 - Tekstslide
Leg uit wat een AED is en hoe je deze kunt gebruiken bij het reanimeren.
Blijf doorgaan
Blijf doorgaan met reanimeren totdat de hulpdiensten arriveren en het van je overnemen.
Slide 11 - Tekstslide
Benadruk hoe belangrijk het is om door te blijven gaan met reanimeren totdat professionele hulp arriveert.
Mogelijke complicaties
Reanimeren kan leiden tot breuken en beschadigingen van organen. Wees je bewust van deze mogelijke complicaties.
Slide 12 - Tekstslide
Leg uit wat de mogelijke complicaties zijn van reanimeren en waarom het belangrijk is om hiervan op de hoogte te zijn.
Oefenen
Oefen het reanimeren regelmatig, zodat je weet wat je moet doen in geval van nood.
Slide 13 - Tekstslide
Benadruk het belang van oefenen en geef eventueel tips voor hoe je kunt oefenen.
Samenvatting
Reanimeren is het kunstmatig in leven houden van een persoon door middel van hartmassage en mond-op-mondbeademing. Bel altijd direct 112 en blijf doorgaan met reanimeren totdat professionele hulp arriveert.
Slide 14 - Tekstslide
Vat de belangrijkste punten van de les samen.
Vragen?
Zijn er nog vragen over reanimeren?
Slide 15 - Tekstslide
Geef de leerlingen de mogelijkheid om vragen te stellen en beantwoord deze zo goed mogelijk.
Bronnen
- Nederlandse Hartstichting - Rode Kruis - EHBO.nl
Slide 16 - Tekstslide
Geef de bronnen waarop de les gebaseerd is en waar leerlingen meer informatie kunnen vinden.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 17 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 18 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 19 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.