1.2 Plantenrijk

1.2 Plantenrijk
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.2 Plantenrijk

Slide 1 - Tekstslide

Dit hoofdstuk
1.1 - Organismen indelen
1.2 - Plantenrijk
1.3 - Dierenrijk
1.4 - Schimmelrijk en bacterierijk
1.5 - Voedselkringloop
1.6 - Biotechniek

Slide 2 - Tekstslide

1.1 - Organismen indelen
Herhaling

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een organisme?
A
Een organisme is een levend wezen
B
Een organisme is een dood wezen
C
Een organisme is een dode plant
D
Een organisme is een dood dier

Slide 4 - Quizvraag

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Ademhalen
B
Rennen
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 5 - Quizvraag

Betekent ordenen indelen in groepen?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Organismen worden ingedeeld in de vier grote groepen: bacteriën, schimmels, planten en dieren
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Uit hoeveel groepen bestaat het dierenrijk?
A
6
B
7
C
4
D
8

Slide 8 - Quizvraag

Het opzoeken van de naam van een bloem heet:
A
determineren
B
zoekkaarten
C
beredeneren
D
verteren

Slide 9 - Quizvraag

Alle organismen hebben een Latijnse naam, de wetenschappelijk naam. Welk deel van de naam is de geslachtsnaam bij de Panthera Tigris (de tijger)?
A
Panthera
B
tigris
C
Panthera tigris

Slide 10 - Quizvraag

1.2 Plantenrijk

Slide 11 - Tekstslide

Doel van de les
  • Je leert waar een plant uit bestaat
  • Je leert hoe een plantencel er uit ziet
  • Je leert hoe planten stevig blijven
  • Je leert wat de grootste en kleinste planten zijn

Slide 12 - Tekstslide

organen van een plant
  • Wortel
  • Stengel
  • Bladeren
  • Bloem

Cellen met dezelfde vorm en taak vormen een weefsel

Slide 13 - Tekstslide

Uitvergroting van een blad met weefsel
1 + 4 . waslaag. met opperhuid 
2. pallisadeparenchym
3. sponsparenchym

Uitvergroting van 1 cel: volgende dia


Slide 14 - Tekstslide

Onderdelen van de plantencel

  • Celwand. Stevige laag. Bestaat uit cellulose.
  • Celmembraan. dun vlies binnen de celwand. Reguleert welke stoffen in en uit de cel gaan.
  • Cytoplasma. Stroperige vloeistof. Celkern, vacuole en bladgroenkorrels liggen hier in.
  • Celkern. Bevat het DNA van de plant. Reguleert de cel
  • Bladgroenkorrel. Plaats voor fotosynthese
  • Vacuole. Blaasje in het midden van de cel, zorgt voor stevigheid

Slide 15 - Tekstslide

Rechtop staan
Kruidachtige planten blijven rechtop door water in de vacuole van de cellen.

Houtachtige planten blijven rechtop door dikke celwanden van houtstof.

Bomen en struiken zijn houtachtig. Bloemetjes zijn kruidachtig.

Slide 16 - Tekstslide

Houtvaten
Celwanden tussen houtcellen verdwijnen en er ontstaan buisjes.

Tranporteren water met opgeloste mineralen vanuit de grond.

Slide 17 - Tekstslide

Kleinste en grootste plant

De kleinste plant is boomalg, een ééncellige plant
De grootste boom is een Sequoia, deze kan 80 meter hoog worden ( +/- 8 huizen op elkaar)

Slide 18 - Tekstslide

Welke organen heeft een plant?
A
wortels, vaten, stengel, bladeren
B
wortels,stengel, bladeren,bloemen
C
wortels,stengel,bloemen
D
wortels,bladgroenkorrels,bloemen

Slide 19 - Quizvraag

In welk organen van de plant vindt transport plaats?
A
In de celmembraan, bloemen en stengels.
B
In de vacuole, bladeren en in het cytoplasma.
C
In alle organen.
D
In de bladeren, celwand en de wortels.

Slide 20 - Quizvraag

de plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 21 - Quizvraag

Waarvoor gebruikt de plant cellulose?
A
vacuole
B
bladgroenkorrel
C
celkern
D
celwand

Slide 22 - Quizvraag

Hebben plantaardige cellen cytoplasma?

A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Fotosynthese vindt plaats in...
A
de bladgroenkorrels
B
cytoplasma
C
celkern
D
celmembraan

Slide 24 - Quizvraag

Hoe heet deel 4?
A
celmembraan
B
vacuole
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 25 - Quizvraag


Hoe heet nr 3?

A
cytoplasma
B
grote vacuole
C
bladgroenkorrel
D
celkern

Slide 26 - Quizvraag

Een struik is een houtachtige/kruidachtige plant.
A
Houtachtige
B
Kruidachtige

Slide 27 - Quizvraag

Hoe komen houtachtige stengels een hun stevigheid?
En kruidachtige stengels?
A
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door water hun stevigheid
B
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door kruiden.
C
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid.
D
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door water.

Slide 28 - Quizvraag

Hoe noem je planten die stevig blijven door water?
A
Houtachtige planten
B
Kruidachtige planten

Slide 29 - Quizvraag

Begin met paragraaf 3 (Dieren)
Lees eerst de tekst, ga daarna aan de slag met opdrachten, mindmap of samenvatting

Slide 30 - Tekstslide

Aan het werk
Maken: Alle opdrachten 1.2
Lezen: 1.3

Slide 31 - Tekstslide