Toets Hoofdstuk Beweging Origineel

Toets Beweging 4 HAVO

Dit is de toets voor het hoofdstuk Beweging, paragaaf 1 t/m 8.


Let altijd op significantie en S.I.-eenheden waar nodig!


Schrijf je antwoorden en berekeningen voluit, 

met formule en eventueel stappenplan.




1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets Beweging 4 HAVO

Dit is de toets voor het hoofdstuk Beweging, paragaaf 1 t/m 8.


Let altijd op significantie en S.I.-eenheden waar nodig!


Schrijf je antwoorden en berekeningen voluit, 

met formule en eventueel stappenplan.




Slide 1 - Tekstslide

Allereerst je belofte.

Hierbij beloof ik dat ik geen hulp van anderen zal vragen.
A
Dat beloof ik
B
Dat beloof ik bij God Almachtig
C
Sowieso
D
Ik kan dit niet zonder hulp

Slide 2 - Quizvraag



Het was Louis Charles Joseph Blériot die op 25 juli 1909 als eerste persoon het Kanaal (45 km) over vloog in 37 minuten.

1. Bereken zijn gemiddelde snelheid in m/s.

Je bent aan het joyriden met 140 km/h over de snelweg en opeens zie je de politie en trap je vol op je rem. Je staat binnen 5,0 seconden stil.

2. Bereken de vertraging.
3. Bereken de afstand die je hierbij aflegt.

In de volgende sheets lever je je antwoorden als foto in. Dit geldt voor elke opgave.



Opgave 1: Waaghalzen

Slide 3 - Tekstslide


1. Bereken zijn gemiddelde snelheid in m/s.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 4 - Open vraag


2. Bereken de vertraging. 

Lever je antwoord als foto in.

Slide 5 - Open vraag


3. Bereken de afstand die je hierbij aflegt. 

Lever je antwoord als foto in.

Slide 6 - Open vraag



Het was  Charles Lindbergh die in 1927 als eerste persoon de Atlantische Oceaan overvloog
(5800 km) over vloog in 33 uur en 30 minuten.

1. Bereken zijn gemiddelde snelheid in m/s.

Een auto versnelt gelijkmatig vanuit stilstand tot een snelheid van 30 m/s. Tijdens deze versnelling legt de auto 90 m af.

2. Bereken de gemiddelde snelheid van deze auto.
3. Bereken de versnelling van deze auto.

In de volgende sheets lever je je antwoorden als foto in. Dit geldt voor elke opgave.



Opgave 1: Snelheden

Slide 7 - Tekstslide


1. Bereken zijn gemiddelde snelheid in m/s.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 8 - Open vraag


2. Bereken de gemiddelde snelheid van deze auto.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 9 - Open vraag


3. Bereken de versnelling van deze auto.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 10 - Open vraag


4. Kies de juiste beweging
die bij de afbeelding hoort.
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Constante snelheid
D
Is niet te bepalen

Slide 11 - Quizvraag


6. Kies de juiste beweging
die bij de afbeelding hoort.
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Constante snelheid
D
Is niet te bepalen

Slide 12 - Quizvraag


5. Kies de juiste beweging
die bij de afbeelding hoort
tussen t = 1,5 s en t = 6,0 s.
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Constante snelheid
D
Is niet te bepalen

Slide 13 - Quizvraag


X. Kies de juiste beweging
die bij de afbeelding hoort.
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Constante snelheid
D
Is niet te bepalen

Slide 14 - Quizvraag


X. Kies de juiste beweging
die bij de afbeelding hoort.
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Constante snelheid
D
Is niet te bepalen

Slide 15 - Quizvraag


7. Kies de juiste beweging
die bij de afbeelding hoort
tussen t = 0 s en t = 1,0 s.
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Constante snelheid
D
Is niet te bepalen

Slide 16 - Quizvraag


X. Kies de juiste beweging
die bij de afbeelding hoort
tussen t = 1,0 s en t = 3,0 s.
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Constante snelheid
D
Is niet te bepalen

Slide 17 - Quizvraag


X. Kies de juiste beweging
die bij de afbeelding hoort
tussen t = 43 s en t = 67 s.
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Constante snelheid
D
Is niet te bepalen

Slide 18 - Quizvraag


X. Kies de juiste beweging
die bij de afbeelding hoort
tussen t = 60 s en t = 260 s.
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Constante snelheid
D
Is niet te bepalen

Slide 19 - Quizvraag


X. Kies de juiste beweging
die bij de afbeelding hoort
tussen t = 380 s en t = 500 s.
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Constante snelheid
D
Is niet te bepalen

Slide 20 - Quizvraag



In Japan bestaat al lange tijd een hogesnelheidslijn. 
Om te zien of zo'n trein in Nederland ook haalbaar is, 
is er een testlijn gebouwd. De trein kan een 
topsnelheid van 500 km/h halen.

Bij testen wordt met een versnellingsmeter en een 
laptop de beweging van de trein geregistreerd. In de 
figuur hiernaast is het (v,t)-diagram van de testrit vereenvoudigd weergegeven.

8. Toon met een berekening aan of de trein tijdens de testrit de topsnelheid wel of niet haalt.
9. Bepaal de afstand die de trein tussen t = 500 s en t = 760 s heeft afgelegd.
10. Leg zonder een berekening uit of de versnelling tussen 0 s en 60 s sneller of langzamer verloopt dan de versnelling tussen 260 s en 380 s.


Opgave 2: Hogesnelheidslijn

Slide 21 - Tekstslide


8. Toon met een berekening aan of de trein tijdens de testrit de topsnelheid wel of niet haalt.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 22 - Open vraag


9. Bepaal de afstand die de trein tussen t = 500 s en t = 760 s heeft afgelegd.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 23 - Open vraag


10. Leg zonder een berekening uit of de versnelling tussen 0 s en 60 s sneller of langzamer verloopt dan de versnelling tussen 260 s en 380 s.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 24 - Open vraag



Een aantal jaar geleden werd een sprong zonder 
parachute uitgevoerd vanaf ongeveer 8 kilometer. 
Er was een groot net geplaatst om de stuntman 
veilig te laten afremmen. In de figuur hiernaast is 
het (v,t)-diagram van de laatste seconden weer-
gegeven waarbij hij in het net afremde.

8. Bepaal de grootte en de tijdsduur van de 
maximale vertraging die hij onderging.



Opgave 3: Sprong zonder parachute (1/2)

Slide 25 - Tekstslide



Tijdens de laatste 1,0 kilometer op weg naar het net was zijn snelheid constant (zie figuur op de vorige sheet). Er was ook een zijwind die hem een constante horizontale snelheid zou geven van 4,9 km/h. 

9. Bereken de tijd waarin hij de laatste kilometer naar het net aflegde.
10. Bereken hoe ver hij zou afwijken van koers als hij niet zou bijsturen.
11. Schets het (v,t)-diagram in het geval de stuntman het net zal missen (en dus zou verongelukken). Je hoeft géén getallen te gebruiken.
12. Is hier sprake van een vrije val? Verklaar je antwoord.
Opgave 3: Sprong zonder parachute (2/2)

Slide 26 - Tekstslide


8. Bepaal de grootte en de tijdsduur van de maximale vertraging die hij onderging.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 27 - Open vraag


9. Bereken de tijd waarin hij de laatste kilometer naar het net aflegde.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 28 - Open vraag


10. Bereken hoe ver hij zou afwijken van koers als hij niet zou bijsturen.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 29 - Open vraag


11. Schets het (v,t)-diagram in het geval de stuntman het net zal missen (en dus zou verongelukken). Je hoeft géén getallen te gebruiken.

Lever je antwoord als foto of als tekst in.

Slide 30 - Open vraag


12. Is hier sprake van een vrije val? Verklaar je antwoord.

Lever je antwoord als foto of als tekst in.

Slide 31 - Open vraag



Een bekende attractie op kermissen is de Spaceshot, zie figuur rechts. 
Hierbij word je in een korte tijd gelanceerd tot een snelheid van 85 km/h. 
Voordat de attractie in gebruik genomen kan worden, moet het eerst getest
worden. In de figuur hieronder zie je het (v,t)-diagram van zo'n test.





8. Toon met een berekening aan of de attractie tijdens de testrit de snelheid wel of niet haalt.
9. Bepaal de afstand die wordt afgelegd tussen t = 3,0 s en t = 5,1 s.
10. Bepaal de vertraging tussen t = 3,0 s en t = 5,1 s.
11. Schets het (x,t)-diagram met behulp van het (v,t)-diagram.
 



Opgave 3: Spaceshot

Slide 32 - Tekstslide


8. Toon met een berekening aan of de attractie tijdens de testrit de snelheid wel of niet haalt.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 33 - Open vraag


9. Bepaal de afstand die wordt afgelegd tussen t = 3,0 s en t = 5,1 s.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 34 - Open vraag


10. Bepaal de vertraging tussen t = 3,0 s en t = 5,1 s.

Lever je antwoord als foto in.

Slide 35 - Open vraag


11. Schets het (x,t)-diagram met behulp van het (v,t)-diagram.

Lever je antwoord als foto of als tekst in.

Slide 36 - Open vraag