1TOP Overzicht theorie taalkundig ontleden

Taalkundig ontleden
LW + ZN
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalkundig ontleden
LW + ZN

Slide 1 - Tekstslide

Lidwoorden                                                 de, het, een
Hoort altijd bij een ZN dat erachter staat!

 
= Bepaald lidwoord
= blw
- de + het
Onbepaald lidwoord
= olw
- een
- als je het kunt uitspreken als 'n 
Er kan maar een iemand de winnaar zijn.
Is het een vogel of een vliegtuig?

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (ZN)
Namen van zelfstandigheden


- Je kunt er een lidwoord voor zetten
- Je kunt er meestal enkelvoud of meervoud van maken
- Je kunt er meestal een verkleinwoord van maken

- Bijna alles met een hoofdletter is een ZN

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (BN)
Zegt iets over een zelfstandigheid (geeft een eigenschap/ kenmerk)


- Staat direct vóór een ZN.                   
Het grote huis.
OF
- Staat achter in de zin (als onderdeel van het naamw. gezegde)
Hij is altijd erg vervelend.

Slide 4 - Tekstslide

Voorzetsel (VZ)
Woordjes die je vóór een LW en een ZN kunt zetten.


VZ
vanwege
tijdens
voor
door  
over            ...
LW
de
het
een
ZN
feest
dokter
kast
vriend
kooi            ...
+
+
! Het afgesplitste deel van het ww is géén VZ, maar een BW ! (Ga ik door naar de 2e klas?)

Slide 5 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst meestal naar één of meer personen/ voorwerpen/ zaken.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord 
Als je twijfelt of iets een PSV is, dan kun je het woordje waarover je twijfelt vervangen door een naam. Lukt dit? Dan is het een PSV.

Hij heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 
(Mauro) heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord BZV
Geeft een bezit aan, dus van wie iets is. 
Staat altijd vóór 
het woord waar het
bij hoort.

Slide 8 - Tekstslide

LET OP!
Let op het verschil in de volgende zinnen!

Dat is mijn telefoon. (bzv)
Is die telefoon van mij? (psv)

Slide 9 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord AV

Slide 10 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord VRV

Slide 11 - Tekstslide