Infecties en infectieziektes

Verplegen bij infectie en infectieziekten
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verplegen bij infectie en infectieziekten

Slide 1 - Tekstslide

Welke micro-organismen ken je?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Ziekmakend?
Ziekteverwekkende micro-organismen kunnen a-pathogeen, opportuun pathogeen of pathogeen zijn.
  • a-pathogeen: niet ziekmakend
  • Opportuun pathogeen betekent dat het micro-organisme alleen ziekmakend is wanneer het micro-organisme daar ruimschoots de kans voor krijgt. bijv, in een open wond
  • Pathogeen: micro-organismen die erom bekendstaan dat zij mensen ziek maken.
 


Slide 4 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een pathogeen (ziekteverwekkend) micro-organisme

Slide 5 - Open vraag

Infectie
  • Micro-organismen breken in grote getale door de huid of slijmvlies-barrière heen. Er is dan sprake van een invasie.
  • Het lichaam verdedigt zich met de in het bloed aanwezige afweerstoffen en witte bloedlichaampjes.
  • De strijd die losbarst tussen de aanvallende micro-organismen en de verdediging van ons lichaam noemen we een infectie. 
  • Een infectie gaat altijd gepaard met ontstekingsverschijnselen.


Slide 6 - Tekstslide

Noem de 6 verschijnselen bij een ontsteking.

Slide 7 - Open vraag

welke stelling(en) is / zijn onjuist?
A
Per jaar sterven in Nederland 1000 patiënten aan een ziekenhuisinfectie
B
70.000 patiënten per jaar krijgen een ziekenhuisinfectie
C
De meest voorkomende ziekenhuisinfectie is een lijnsepsis
D
6% van de opgenomen patiënten krijgt een ziekenhuisinfectie

Slide 8 - Quizvraag

Welke infectie komt het meest voor in het ziekenhuis
A
Urineweginfectie
B
Wondinfectie
C
Sepsis
D
Darminfectie

Slide 9 - Quizvraag

Risicomomenten
Bepaalde momenten in de zorg  brengen extra risico’s op besmetting met zich mee. 
Micro-organismen kunnen worden overgedragen via een zorgvragers, zorgverleners, uit de omgeving, aan gebruiksvoorwerpen of verspreiden in de lucht. 

Deze risicomomenten zijn die waarop je contact maakt met:
  • bloed, lichaamsvocht en uitscheidingsproducten;
  • niet-intacte huid of slijmvliezen;
  • materialen die in aanraking zijn geweest met bloed, lichaamsvocht, uitscheidingsproducten, niet-intacte huid of slijmvliezen.


Slide 10 - Tekstslide

Hoe kun je verspreiding van ziekteverwekkers voorkomen?

Slide 11 - Open vraag

Verspreiding voorkomen
Infecties voorkomen kan op verschillende manieren:​

  • Hygiënisch werken​
  • Gebruik van steriele materialen en disposables​
  • Desinfectie en reiniging​
  • Isolatie van besmettelijke zorgvragers ​



Slide 12 - Tekstslide

MRSA
Meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA)
Om verspreiding van MRSA tegen gaan maatregelingen inzetten bij. 
  • Een zorgvrager die de afgelopen twee maanden langer dan 24 uur in een buitenlandse zorginstelling heeft verbleven.
  • Een zorgvrager die (in het verleden) besmet is met MRSA.
  • Een medewerker die de afgelopen twee maanden langer dan 24 uur in een buitenlandse instelling heeft verbleven.
  • Zorgvrager die in contact komt met varkens-, vleeskalveren-, of vleeskuikens


Slide 13 - Tekstslide

Van een MRSA-besmetting word je altijd ziek
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Geïsoleerd verplegen
1. Zorgvrager loopt een gevaar een infectie op te lopen (beschermende isolatie) 

2. Zorgvrager loopt het gevaar anderen te besmetten (bronisolatie)

3. Beide vormen kunnen ook samen gebruikt worden (universele isolatie)

Slide 15 - Tekstslide

1. beschermende isolatie 
Zorgvrager loopt een gevaar een infectie op te lopen
DUS de zorgvrager  wordt beschermd

Luchtdruk in de kamer is hoger dan de luchtdruk buiten de kamer ​

De zorgvrager wordt beschermd, anderen zijn besmettelijk voor de zorgvrager.

Slide 16 - Tekstslide

2. bronisolatie

Drie vormen:​
A. Contactisolatie/ barrière verpleging​
B. Standaardisolatie​
C. Strikte isolatie
Luchtdruk in de kamer is lager dan de luchtdruk buiten de kamer ​

Anderen worden besmet, zorgvrager is besmettelijk

Slide 17 - Tekstslide

2. bronisolatie

Drie vormen:​
A. Contactisolatie/ barrière verpleging​
Besmetting enkel door direct contact of voorwerpen
Voorbeelden: slijmvlies- en huidaandoeningen en geslachtsziekten​. 

Slide 18 - Tekstslide

2. bronisolatie

Drie vormen:​
B. Standaardisolatie​
Als besmetting plaats kan vinden door micro-organismen die door direct lichaamscontact en/of door de lucht op korte afstand worden verspreidt​
Voorbeelden: luchtweginfecties, virusinfecties en kinderziekten​

Slide 19 - Tekstslide

2. bronisolatie

Drie vormen:​
C. Strikte isolatie
Als een zorgvrager geïnfecteerd is met een zeer besmettelijk, een zeer slecht te bestrijden of een zeer gevaarlijk micro-organisme​
Standaard isolatie is niet voldoende om verspreiding te voorkomen​
Voorbeelden: E.S.B.L. MRSA-bacterie​, multiresistente open tuberculose

Slide 20 - Tekstslide