Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
Slide 1 - Tekstslide
- Welkom
- Lezen
- Uitleg theorie hoofd- en bijzaken
- Start taak deze en volgende week.
Doel:
- Je benoemt wat hoofd- en bijzaken zijn
- Je kunt de betekenis van een lastig woord bepalen aan de hand van een tekst.
- Je hebt een start gemaakt met de taak van deze en volgende week.
Wat gaan we doen vandaag:
Slide 2 - Tekstslide
Stillezen
timer
15:00
Slide 3 - Tekstslide
H10 - schone aarde
Slide 4 - Tekstslide
Herhaling: verbanden en signaalwoorden
H10 - schone aarde
Opsomming
Op tijd beginnen met leren heeft verschillende voordelen. Zo heb je weinig stress aan het einde van de periode, daarnaast kun je je goed richten op al je toetsstof.
Tegenstelling
Ik wil heel graag een softijsje eten, maar ik kan niet zo goed tegen zuivel.
Slide 5 - Tekstslide
Bespreken huiswerk:
Hoofdstuk 10:
maak in je boek opdracht 3 t/m 6
Leer ook de theorie die je hierbij moet gebruiken
Als je online werkt:
10.1 - C - opdracht 2
10.2 B - helemaal
H10 - schone aarde
Slide 6 - Tekstslide
Aan de hand van opdracht 7 en 8 denken we na over onze eigen voetafdruk
- Kijk het fragment bij opdracht 7 (online 10.2 -C)
- Maak tijdens het kijken aantekeningen in je schrift.
Maak opdracht 7 en 8
H10 -Hoe groot is jouw afdruk?
Slide 7 - Tekstslide
H10 - Hoofdzaken en bijzaken
Slide 8 - Tekstslide
Startopdracht
Noteer in je schrift...
Waarover gaat de tekst? Noteer 1 woord.
Wat vind jij de belangrijkste zin van de tekst?
Waarom vind je dit de belangrijkste zin?
Slide 9 - Tekstslide
Hoofdzaken en bijzaken
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp.
De belangrijke informatie in een tekst noem je de hoofdzaken.
Wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.
Slide 10 - Tekstslide
Hoofdzaken en bijzaken
Hoofdzaken
Feiten, jaartallen, eigenschappen van het onderwerp
Meestal aan het begin of aan het eind van een tekst
Hoofdzaken komen in een samenvatting!
Geven vaak antwoord op wie, wat, waar, wanneer, hoe?
Bijzaken
Voorbeelden en extra uitleg
Maken de tekst duidelijker, leuker of beter te begrijpen
Slide 11 - Tekstslide
Even oefenen...
Noteer in je schrift...
Wat is het onderwerp van deze tekst?
Noteer 3 zinnen die over hoofdzaken gaan.
Noteer 1 zin die over een bijzaak gaat.
Nieuwe woorden!
verorberen
schenken
syndroom
de schaal
het gerecht
de waarde
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht
Zoek online één nieuwsartikel op (NU.nl, NOS.nl, ...)
Vat het nieuwsbericht samen in 5 woorden
We bespreken straks jullie artikelen!
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Hoe?
Slide 13 - Tekstslide
In een samenvatting staan...
A
hoofdzaken
B
bijzaken
C
hoofdzaken en bijzaken
Slide 14 - Quizvraag
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen hoofdzaken en bijzaken.
Slide 15 - Open vraag
Wat is het onderwerp van een tekst?
Slide 16 - Open vraag
Het onderwerp
Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op:
de titel
de eerste zin of de eerste alinea
een afbeelding bij de tekst
tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst
Slide 17 - Tekstslide
Energiedranken zijn rijk aan suiker en cafeïne. Dit verhoogt het risico op onder andere overgewicht, gebitsproblemen, hartproblemen en een verhoogde bloeddruk. Vooral voor kinderen is energiedrank ongezond, wegens het effect van de cafeïne. Daarnaast kan het leiden tot slaap- en angstproblemen.
Slide 18 - Open vraag
Dus het onderwerp van een tekst is waar de tekst over gaat en de hoofdgedachte van een tekst is wat de schrijver van die tekst de lezer duidelijk probeert te maken.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Hoe vind je de hoofdgedachte?
Vraag je af wat de schrijver vertelt over het onderwerp
De hoofdgedachte hoeft niet letterlijkin de tekst te staan
Bedenk wat de tekstsoort en het tekstdoel is, de hoofdgedachte heeft daar mee te maken
Slide 21 - Tekstslide
Hoofdzaken
Wat belangrijk is in een tekst.
Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea.
Tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden.
Slide 22 - Tekstslide
Hoofdzaken
Hoe en waar vind je de hoofdzaken?
Vaak in de eerste, de tweede en/of de laatste zinvan een alinea.
Daartussen staan vaak voorbeelden, toelichtingen of een verdere uitleg, dat zijn bijzaken. Denk aan een hamburger...
Stel jezelf de volgende vragen:
Heb ik deze zin nodig om de tekst/de alinea goed te begrijpen?
Wat zegt deze zin over het (deel)onderwerp?
Let op: sommige alinea's bevatten geen hoofdzaken.
Hoofdzaken (structuur)
Hoofdzaken (structuur)
Bijzaken (vulling)
Slide 23 - Tekstslide
Kernzinnen
In een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak/hoofdzaken.
Andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen. Vaak een toelichting of voorbeeld(en).
Kernzinnen – de ruggengraat van je tekst
Samen vormen de kernzinnen de ruggengraat van je verhaal.
Slide 24 - Tekstslide
Kernzinnen
Een kernzin is vaak de eerste of de laatste zinvan de alinea.
Soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord/de kernwoorden.
Slide 25 - Tekstslide
Stappenplan
Stap 1: bepaal het (deel)onderwerp
Stap 2: bepaal het doel van de alinea
Stap 3: zoek de belangrijkste zin
Stap 4: kijk of er nog meer belangrijke zinnen zijn