H3: nakijken Sp H3 3 - 5, herhalen tekstopbouw, uitleg verbanden

- Nakijken Sp. H3: 4 - 5
- Nakijken overt taal: 1-2-3-5-8-10
- Lezen H3: herhalen tekstopbouw
- Uitleg zins- en alineaverbanden + huiswerk

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Nakijken Sp. H3: 4 - 5
- Nakijken overt taal: 1-2-3-5-8-10
- Lezen H3: herhalen tekstopbouw
- Uitleg zins- en alineaverbanden + huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Spelling:
- Je kent de meervoudsvormen van de zelfstandig naamwoorden.
- Je weet wanneer je een -n schrijft bij bijvoorbeeld alle(n).
Lezen:
- Je weet hoe een tekst is opgebouwd.
- Je kunt signaalwoorden en verbanden  van opsomming, tegenstelling en voorbeeld herkennen.
- Je kunt zelf een kernzin formuleren.

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken Spelling H3 - opdracht 4 (blz. 131)
  • 1 laatste
  • 2 enkele
  • 3 verscheidene
  • 4 sommigen, anderen
  • 5 vele
  • 6 eersten
  • 7 langsten
  • 8 enigen

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken Spelling H3 - opdracht 5 (blz. 131)
  • Eigen antwoord.
  • De hond en zijn baasje genoten allebei van de lange wandeling.                     De hond en zijn baasje genoten alle twee van de lange wandeling.                       
  • Taaladviesdienst: allebei mag. Onze taal: zonder-n.

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken Over taal H 3 - opdracht 1 (deel 1) (Blz. 132)
1 beheersen = onder controle hebben
2 desnoods = als het echt niet anders kan
3 desondanks = toch
4 gemeen hebben = hetzelfde hebben
5 initiatief (het) = de actie die je als eerste onderneemt
6 luiden = inhouden, klinken
7 met behulp van = geholpen door
8 nastreven = proberen te bereiken

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken Over taal H 3 - opdracht 1 (deel 2) (Blz. 132)
9 overeenkomst (de) = de afspraak
10 principe (het) = de vaste overtuiging
11 ten aanzien van = met betrekking tot
12 ten behoeve van = voor iets of iemand
13 verkrijgen = iets krijgen
14 verlopen = voorbijgaan
15 wijze (de) = manier

Slide 6 - Tekstslide

Nakijken Over taal H 3 - opdracht 2 (deel 1) (Blz. 133)
1 verrijken = rijker maken
2 verwerken (in) = gebruiken (in)
3 afschieten = verwerpen
4 strippen = kaal maken
5 voldoen = voldoende zijn

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken Over taal H 3 - opdracht 2 (deel 2) (Blz. 133)
6 onderdanig = gehoorzaam, slaafs
7 mimiek = gezichtsuitdrukking
8 integreren = samenvoegen
9 compact = klein
10 uitrusten met = voorzien van

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken Over taal H 3 - opdracht 3 (deel 1) (Blz. 134)
1 dan
2 tenzij
3 Doordat
4 kende
5 rede
6 mijn
7 de hulp
8 wijten

Slide 9 - Tekstslide

Nakijken Over taal H 3 - opdracht 3 (deel 2) (Blz. 134)
  1. liggen
10 reden
11 tenzij
12 te danken aan
13 omdat
14 behulp
15 blijkbaar

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken Over taal H 3 - opdracht 5 (Blz. 135)
1 eigenlijk, zo → verzachtend
2 nou toch nog maar eens lekker even → wollig
3 Nou ja, ik heb zoiets van, hoor →storend
4 serieus echt →versterkend
5 gewoon, ofzo →storend
6 soms ook → verzachtend

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 8 
Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
mentor = standaardtaal
vrienden = jongerentaal
buren = regiolect
oma = dialect

Slide 12 - Tekstslide

Lezen H3 

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoelen
Lezen:
Je weet hoe een tekst is opgebouwd.
Je kunt signaalwoorden en verbanden  van opsomming, tegenstelling en voorbeeld herkennen.
Je kunt een zelf een kernzin formuleren.

Reflectie:
Je weet wat je goed en wat je fout hebt gedaan op de repetitie van H2.

Slide 14 - Tekstslide

Maken opdracht 2 en 3 (Lezen H3)

Slide 15 - Tekstslide