Woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Wie wil vanavond met mij en mijn twee broertjes naar de Disneyfilm over dat schattige chimpanseetje Oscar?

pers. vnw

zn

ww

vz

vr.vnw.

bn

bw

vw

bez.vnw

tw

aanw. vnw

lw

  Wie

  wil

 vanavond

  met

mij

en

mijn

twee

broertjes

naar

de

Disneyfilm

over

dat

schattige

chimpanseetje

Oscar.

Voornaamwoorden

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Vragend voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Betrekkelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Vervangt een zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld:

Die schoenen zijn van mijn moeder.

Zij zijn van haar.

Bezittelijk voornaamwoord

Geeft aan van wie iets is. Het staat altijd

voor het bezit waarbij het hoort.

Voorbeeld:

jouw kamer, mijn vader, onze hond

Vragend voornaamwoord

Staat meestal aan het begin van een vraag.

Voorbeeld:

Wie heeft de vuilnis opgeruimd?

Waar is de kaaschaaf gebleven?

Aanwijzend voornaamwoord

Gebruik je als je iets aanwijst.

Voorbeeld:

Dat meisje is de dochter van mevrouw Groen.

Mijn vader vindt deze film het leukst.

Betrekkelijk voornaamwoord

Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord of woordgroep die er vlak voor staat in dezelfde zin.

Voorbeeld:

De man, die net werd aangereden, heeft zijn been gebroken.

Welk voornaamwoord vervangt een zelfstandig naamwoord

1. bezittelijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. aanwijzend voornaamwoord

Welk woord staat meestal aan het begin van een vraag.

1. bezittelijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. betrekkelijk voornaamwoord
4. aanwijzend voornaamwoord

Welk woord geeft aan van wie iets is?

1. bezittelijk voornaamwoord
2. betrekkelijk voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. aanwijzend voornaamwoord

Welk woord gebruik je om iets aan te wijzen?

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Welk woord gebruik je om te verwijzen naar een eerder gebruikt woord of eerder gebruikte woordgroep.

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. betrekkelijk voornaamwoord

Noteer hier jouw leerdoel met betrekking tot de woordsoorten.

Huiswerk:

- Maken opdracht 2, 3, 4, 5 blz 180-181,

gebruik hierbij de theorie van blz 179-180

Mail de antwoorden naar:

[e-mail]

Dan krijg je een nakijkmodel.

Woensdag:

Extra oefening woordsoorten!

Wat vond je van het werken met Lessonup?