Les 4 verslag van het alledaagse

Verslag van het alledaagse
Les 4 - VWO 5
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ArtSecondary Education

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verslag van het alledaagse
Les 4 - VWO 5

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Woordweb

3. Welke sociaal-maatschappelijke ontwikkeling draagt bij aan het ontstaan van de romantiek?
A
De opkomst van de industriële revolutie
B
Groeiend vertrouwen in de rede
C
De opkomst van het classicisme
D
De afname van religieuze invloed

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

4. Wat is geen kenmerk van het romantisch ballet?
A
Gebruik van spitzen
B
Het ballet blanc
C
Zware kostuums en donkere kleuren
D
Het divertissement

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

5. Wat bedoelt Wagner met een Gesamtkunstwerk?
A
Een kunstwerk waarin alleen muziek centraal staat
B
Een voorstelling waarin decor, handeling en muziek één geheel vormen
C
Een opera zonder decor
D
Een toneelstuk met dans

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

6. Wat wil Berlioz verbeelden in het begin van zijn Symphonie Fantastique?
A
Een vrolijke dans op een plein
B
Een kerkhof bij nacht met dreigende spanning
C
Een liefdesscène in een bos
D
Een historische veldslag

Slide 9 - Quizvraag

7. 'Schubert is een typisch romantisch kunstenaar' wat is GEEN argument voor deze stelling?
A
Schubert werkt niet voor opdrachtgevers
B
Schubert is actief deel van de maatschappij
C
Schubert is arm
D
Schuberts werk is origineel en vernieuwend

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

8. Wat is een opvallend contrast in het schilderij ‘Wandelaar boven de zee van wolken’?
A
De wandelaar is vaag, de achtergrond scherp
B
De wandelaar is donker en realistisch, de achtergrond licht en dromerig
C
De kleuren zijn allemaal donker
D
Er is geen contrast zichtbaar

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

9. Waarom wordt Turner soms als buitenbeentje in de romantiek gezien?
A
Hij kiest moderne onderwerpen en schildert ruig
B
Hij schildert met veel detail
C
Hij schildert alleen religieuze taferelen
D
Hij gebruikt klassieke composities

Slide 15 - Quizvraag

10. Waarom worden in de 19e eeuw nationale musea opgericht?
A
Om religieuze kunst te bewaren
B
Om moderne kunst te promoten
C
Om nationale identiteit en geschiedenis te tonen
D
Om buitenlandse kunst te verzamelen

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

11. Wat is een verschil tussen het Rijksmuseum en de Houses of Parliament?
A
Het Rijksmuseum is gebouwd in één stijl
B
De Houses of Parliament combineren gotiek en renaissance
C
Beide gebouwen zijn modernistisch
D
Het Rijksmuseum is een mengelmoes van stijlen

Slide 19 - Quizvraag

12. Hoe sluit Arts-and-Crafts aan bij de ideeën van Ruskin en Marx?
A
Door massaproductie te stimuleren
B
Door ambacht en goede arbeidsomstandigheden centraal te stellen
C
Door fabrieksarbeid te promoten
D
Door kunst elitair te houden

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

13. Wat is een kritiekpunt op de piano van Burne-Jones en Faulkner vanuit Arts-and-Crafts?
A
De piano is te sober
B
De piano is te goedkoop
C
De piano is te duur
D
De piano is niet ambachtelijk gemaakt

Slide 22 - Quizvraag

verslag van het alledaagse

Slide 23 - Tekstslide

Introductie: Realisme en de nieuwe tijd
In de negentiende eeuw verandert het leven ingrijpend door de industriële revolutie. Miljoenen mensen trekken naar de stad om in fabrieken te werken. Hun leefomstandigheden zijn slecht en wetenschappers verklaren steeds meer verschijnselen op een rationele manier. Romantische kunstenaars keren zich af van deze ‘onttoverde’ wereld, maar anderen omarmen juist de nieuwe tijd. Zij willen de werkelijkheid zo eerlijk mogelijk weergeven en experimenteren met moderne materialen en technieken. Dit noemen we realisme.

Slide 24 - Tekstslide

Fotografie: van techniek naar kunst
De eerste foto’s ontstaan rond 1826 en vereisen een belichtingstijd van acht uur. Dankzij uitvindingen zoals het glasnegatief wordt fotografie steeds toegankelijker. Aanvankelijk ziet men fotografie niet als kunst, maar als een objectief hulpmiddel voor wetenschap en reisverslagen. Later ontdekken kunstenaars de artistieke mogelijkheden. Fotostudio’s schieten overal uit de grond en portretten worden betaalbaar voor gewone burgers. Fotografie ontwikkelt zich tot een zelfstandige kunstvorm en biedt nieuwe kansen, bijvoorbeeld voor vrouwen zoals Frances Benjamin Johnston, die zichzelf in 1896 portretteert als een ‘new woman’: onafhankelijk en zelfbewust.

Slide 25 - Tekstslide

Realisme in de schilderkunst
Het realisme in de schilderkunst toont het harde, alledaagse bestaan zonder opsmuk. Kunstenaars zoals Jean-François Millet schilderen boeren en arbeiders in sobere kleuren en grove penseelstreken. Zijn werk De Arenleesters (1857) laat drie vrouwen zien die graankorrels rapen – een beeld van armoede en sociale ongelijkheid. Realistische kunst botst met de smaak van de elite, die liever historische taferelen en gladde academische stijlen ziet. Toch groeit het realisme uit tot een invloedrijke stroming die de weg bereidt voor nieuwe kunstvormen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Naturalisme in theater
In het theater leidt realisme tot het naturalisme. Toneelschrijvers zoals Henrik Ibsen en Herman Heijermans brengen herkenbare verhalen over sociale misstanden. Hun stukken vragen om levensechte decors, kostuums en dialogen. De ‘vierde wand’ wordt toegepast: acteurs spelen alsof het publiek niet bestaat. Regisseur Konstantin Stanislavski ontwikkelt een methode waarbij acteurs emoties niet spelen, maar echt voelen door persoonlijke herinneringen op te roepen. Deze aanpak maakt het spel intens en geloofwaardig.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

 Realisme in opera: Verdi en verisme
Ook in de opera verschuift de aandacht naar realistische thema’s. Giuseppe Verdi combineert de virtuoze belcantozang met sociaal-realistische verhalen, zoals in La Traviata (1853), over de tragische ondergang van een courtisane. Rond 1875 ontstaat in Italië het verisme, dat het ‘echte leven’ wil tonen met grote emoties en dramatische muziek. Giacomo Puccini’s opera Tosca (1900) is een voorbeeld: een liefdesverhaal dat eindigt in verraad en dood, gezongen met hartstochtelijke uithalen.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Wereldtentoonstellingen: etalage van vooruitgang
Vanaf 1851 tonen wereldtentoonstellingen de nieuwste uitvindingen en producten aan een internationaal publiek. Het Crystal Palace in Londen, een gigantische constructie van glas en gietijzer, symboliseert de technische vooruitgang. In 1889 verrijst de Eiffeltoren in Parijs, ontworpen door Gustave Eiffel. Aanvankelijk verguisd, maar later hét icoon van moderniteit. Ook meubels worden industrieel geproduceerd, zoals Thonets beroemde caféstoel No. 14, een toonbeeld van efficiëntie en massaproductie.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Voorloper van film: Muybridge
Op de wereldtentoonstelling van 1893 presenteert Eadweard Muybridge zijn zoöpraxiscoop, een apparaat dat foto’s in beweging zet. Zijn experimenten met bewegingsfotografie – zoals het vastleggen van een galopperend paard – vormen de basis voor de filmkunst. In 1895 tonen de gebroeders Lumière de eerste echte filmvoorstelling. De negentiende eeuw sluit zo af met een nieuwe kunstvorm die de twintigste eeuw zal domineren.

Slide 35 - Tekstslide

Deze vragen heb ik nog

Slide 36 - Woordweb

Hoe was deze les voor jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll