Par 13.4 Kou en hitte 1 les

Par 13.4 Kou en hitte Les 1
  • Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan kou.
  • Je kunt uitleggen waardoor een klein dier sneller afkoelt dan een groot dier. 
  • Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan hitte.
  • Je kunt uitleggen hoe koudbloedige dieren reageren op temperatuursveranderingen.
  • Je kunt uitleggen hoe planten droogte overleven. 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Par 13.4 Kou en hitte Les 1
  • Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan kou.
  • Je kunt uitleggen waardoor een klein dier sneller afkoelt dan een groot dier. 
  • Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan hitte.
  • Je kunt uitleggen hoe koudbloedige dieren reageren op temperatuursveranderingen.
  • Je kunt uitleggen hoe planten droogte overleven. 

Slide 1 - Tekstslide

Bescherming tegen de kou
Warmbloedige dieren hebben een constante lichaamstemperatuur, dus moeten zichzelf warmhouden. 

- isoleren (dikkere vacht, verenkleef of vetlaag)
- winterrust: voedselvoorraad verstoppen, wordt af en toe wakker
- winterslaap: aanleggen van reservevoorraad lichaamsvet, wordt niet wakker tijdens de winterperiode. 

Slide 2 - Tekstslide

Bescherming tegen hitte
- dunnere vacht, verenkleed of vetlaag

Extra: Warmte raak je kwijt via bloedvaten in de huid die de warmte afgeven aan de lucht
- hijgen (dieren met vacht of veren) -> hierdoor wordt de warmte uit de bloedvaten in de tong afgegeven aan de lucht
- contact met een koud oppervlak -> hierdoor geven ze de warmte aan het koude oppervlak

Slide 3 - Tekstslide

Afkoelen bij kleine dieren

Een klein dier heeft in verhouding veel meer oppervlakte van zijn lichaam dat wordt blootgesteld aan het externe milieu (omgeving) dan een groter dier. 

Slide 4 - Tekstslide

Aanpassingen
Koude omgeving:
kleine oren, behaarde voetzolen, dikke vetlaag en vacht/verenkleed, relatief groot lichaamsoppervlak

Warme omgeving:
grote oren, ''blote'' voetzolen, dunne vacht, relatief klein lichaamsoppervlak

Slide 5 - Tekstslide

Koudbloedige dieren
Hieronder vallen: vissen, amfibieën, reptielen en alle ongewervelde dieren

Lichaam neemt de temperatuur van de omgeving aan. 

Slide 6 - Tekstslide

Planten in droge gebieden
Kenmerken van woestijnplanten:
- Uitgebreid wortelstelsel aan de oppervlakte of juist hele diepe wortels
- Dikke bladeren en stengels waar water in wordt opgeslagen
Specifiek tegen verdamping: 
- vetlaagje
- klein ''lichaams''oppervlak
- haren of stekels
- kleine bladeren
- huidmondjes liggen verzonken in het blad

Slide 7 - Tekstslide

Planten in koude gebieden
- kleine bladeren -> weinig fotosynthese, planten blijven klein
- bladeren in rozetvorm -> minder verdamping door de wind
- behaarde bladeren -> tegen verdamping


rozetvorm ---------------->

Slide 8 - Tekstslide

Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan kou.

In de afbeelding zie je een shetlander met eromheen op de grond allemaal haar. 

Leg uit wat de functie is van dit haar en in welke tijd van het jaar deze foto is gemaakt. 
 

Slide 9 - Tekstslide

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 13.4
Maken: opdracht 3 t/m 10, 12, 14 t/m 20

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt uitleggen waardoor een klein dier sneller afkoelt dan een groot dier. 


Sommige honden krijgen in de winter een jas aan. 

Leg uit waarom kleine honden vaker een jas aan hebben dan grote honden. 

Slide 11 - Tekstslide

Par 13.4 Kou en hitte Les 2
  • Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan kou.
  • Je kunt uitleggen waardoor een klein dier sneller afkoelt dan een groot dier. 
  • Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan hitte.
  • Je kunt uitleggen hoe koudbloedige dieren reageren op temperatuursveranderingen.
  • Je kunt uitleggen hoe planten droogte overleven. 

Slide 12 - Tekstslide

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 13.4
Maken: opdracht 3 t/m 21

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 13 - Tekstslide