Verbes -ER & -IR

En néerlandais

In het Nederlands vind je de stam van een werkwoord door het werkwoord in de ik-vorm te zetten:
Kijken - ik kijk, dus is kijk de stam
Jij kijkt, dus is t in dit geval de uitgang
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

En néerlandais

In het Nederlands vind je de stam van een werkwoord door het werkwoord in de ik-vorm te zetten:
Kijken - ik kijk, dus is kijk de stam
Jij kijkt, dus is t in dit geval de uitgang

Slide 1 - Tekstslide

In deze les gaan we ons focussen op de werkwoorden op -ER & - IR  
 
-les verbes en -ER, zoals parler, chanter, danser
- les verbes en - IR, zoals finir, choisir


Slide 2 - Tekstslide

En néerlandais

In het Nederlands vind je de stam van een werkwoord door het werkwoord in de ik-vorm te zetten:
Kijken - ik kijk, dus is kijk de stam
Jij kijkt, dus is t in dit geval de uitgang

Slide 3 - Tekstslide

En français
Werkwoorden die eindigen op -er:

Stap 1: Vind de stam-> hele werkwoord min -er
parler   - er = parl (stam)








Slide 4 - Tekstslide

Wat is de stam van:
danser, nager?

Slide 5 - Open vraag

      Je                         +e             Je parle
        Tu                         +es          Tu parles
    Il/elle/on           +e             Il parle
                  Nous                  +ons        Nous parlons
               Vous                  +ez            Vous parlez
           Ils/elles            +ent         Ils parlent
Chanter - habiter - regarder - écouter - danser - marcher

Stap 2:  Voeg daarna de uitgangen toe:

Slide 6 - Tekstslide

Je (regarder) la télé.
timer
0:15
A
regardons
B
regardes
C
regarde
D
regardent

Slide 7 - Quizvraag

Nathalie (aimer) son chien.
timer
0:15

Slide 8 - Open vraag

Welke vervoeging is onjuist
A
Je danse
B
Elles danse
C
On danse
D
Vous dansez

Slide 9 - Quizvraag

Pierre et Lisa (manger) une pomme.

Slide 10 - Open vraag

Pierre et Lisa (manger) une pomme.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

groeien,
groot worden
oud worden
reageren
nadenken
blozen,
rood worden
réagir
grandir
réfléchir
rougir
vieillir

Slide 14 - Sleepvraag


.... C'est une question difficile..
A
Je réfléchis
B
Je réfléchi
C
Je réfléchit
D
Je réfleche

Slide 15 - Quizvraag

Elle ... l' examen de français à l' heure
A
choisis
B
choisit
C
rougit
D
finit

Slide 16 - Quizvraag