W12 FA 2G les online

Bienvenue 2G1

Semaine 12
Du 22 au 26 mars
Chapitre 5

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue 2G1

Semaine 12
Du 22 au 26 mars
Chapitre 5

Slide 1 - Tekstslide

Les devoirs
Af: lundi 22 mars
Faire: (dit staat ook in de planning in de ELO van Grandes Lignes)
Chap 4: ex 19 t/m 25
Apprendre:
Répéter chap 2 & 3: p. 88 à 91, p. 128 à 131
LET OP: Toets chapitre 2 & 3 in de toetsweek (week 13)
à = tot en met


Het huiswerk maak je deze week in je online werkboek en is af voor de eerste les van volgende week . Het wordt gecontroleerd!



Slide 2 - Tekstslide

La semaine dernière
  • Nous avons commencé av ec chapitre 5 'Dossier santé'
  • Vous avez fait des exercices du chapitre 4.

Slide 3 - Tekstslide

Cette semaine
En ligne (online les):
  • Nous répéterons chapitre 2 & 3
  • Nous continuerons avec chapitre 5.
  • Vous finirez avec chapitre 4.
À la maison (thuis):
  • Répéter chapitre 2 & 3 p. 88 à 91, p. 128 à 131
  • Faire chapitre 4

Slide 4 - Tekstslide

Toets donderdag 1 april
Toets chapitre 2 & 3
Leren: 
- vocabulaire & phrases clés p. 88 & 89
- phrases clés p. 90
- bijv. naamwoord & werkwoorden -er p. 91
- vocabulaire & phrases clés p. 128 & 129
- phrases clés & les nombres p. 130
- aanw. voornaamwoord & vouloir, pouvoir  p. 131

Slide 5 - Tekstslide

Réviser
Chapitre 2 'Ados du monde'
On répète:

  • het bijvoeglijk naamwoord (partie D)
  • werkwoorden - er (partie H)
  • een woord vervangen door il, elle, ils of elles, (partie H)

Slide 6 - Tekstslide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord

Doel: je kunt een bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plaats in de zin zetten.

  1. vorm
  2. plaats

Slide 7 - Tekstslide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord - vorm
Een bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
Je leert de bijv. naamwoorden altijd in de mannelijk vorm enkelv.

Wanneer een zelfstandig naamw. ...., dan krijgt het bijv. naamw. ...:

enkv
meerv
mnl
-
+s
vrl
+e
+es

Slide 8 - Tekstslide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord - vorm

  • Eindigt het bijv. naamwoord op een -s, dan geen extra -s bij mnl meerv.
Un pull gris  => les pulls gris
  • Eindigt het bijv. naamwoord op een -e, dan geen extra -e bij vrl enkv/meerv. 
Un pull rouge => une jupe rouge  => deux jupes rouges
  • Eindigt het bijv. naamwoord op een -é, dan wel een extra -e bij vrl.
Mon pull préféré  => ma jupe préférée  => mes jupes préférées


Slide 9 - Tekstslide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord - vorm
Sommige bijv. naamwoorden zijn onregelmatig:


mnl enkv
vrl enkv
mnl meerv
vrl meerv
bon
bonne
bons
bonnes
beau
belle
beaux
belles
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieux
vieille
vieux
vieilles

Slide 10 - Tekstslide

Réviser
Het bijvoeglijk naamwoord - plaats
Het bijv. naamwoord staat meestal achter het zelfstandig naamwoord.
Le pull jaune    -  ma nourriture préférée   
De volgende bijv. naamwoorden komen voor het zelfstandig naamwoord:
(van boven naar beneden lezen)
jeune        grand         vieux        bon
joli             long             petit         mauvais
beau        nouveau    gros         haut        


Slide 11 - Tekstslide

Réviser
Vertaal de volgende zinnen. Let op je bijvoeglijk naamwoord!

  1. Lucie heeft een Engelse vriendin.
  2. Ali woont in een groot, blauw huis.
  3. Wij hebben twee oude katten.
  4. Ik koop een mooie, lekkere taart.
  5. Zij draagt een nieuwe, rode jurk.

Slide 12 - Tekstslide

Réviser
  • 1. Lucie heeft een Engelse vriendin.
  • Het bijv. naamwoord = Engelse  => anglais
  • Vorm: vriendin => vrl enkv. => + e
  • Plaats: niet in het rijtje, dus achter zelfst. naamwoord

  • Lucie a une copine anglaise.

Slide 13 - Tekstslide

Réviser
  • 2. Ali woont in een groot, blauw huis.
  • Het bijv. naamwoord = groot & blauw  => grand & bleu
  • Vorm: huis => vrl enkv. => +e
  • Plaats: grand wel in het rijtje, dus voor zelfst. naamwoord
  • Plaats: bleu niet in het rijtje, dus achter zelfst. naamwoord

  • Ali habite dans une grande maison bleue.

Slide 14 - Tekstslide

Réviser
  • 3. Wij hebben twee oude katten.
  • Het bijv. naamwoord = oude  => vieux
  • Vorm: katten => mnl mv => +s vieux is uitzondering van vorm 
  • Plaats: vieux wel in het rijtje, dus voor zelfst. naamwoord

  • Nous avons deux vieux chats.

Slide 15 - Tekstslide

Réviser
  • 4. Ik koop een mooie, lekkere taart. 
  • Het bijv. naamwoord = mooie & lekkere  => beau & bon
  • Vorm: taart => mnl enkv => beau & bon zijn uitzondering van vorm 
  • Plaats: beau wel in het rijtje, dus voor zelfst. naamwoord
  • Plaats: bon wel in het rijtje, dus voor zelfst. naamwoord.

  • J'achète un beau, bon gâteau.

Slide 16 - Tekstslide

Réviser
  • 5. Zij draagt een nieuwe, rode jurk.
  • Het bijv. naamwoord = nieuwe & rode  => nouveau & rouge
  • Vorm: jurk => vrl enkv => nouveau is uitzondering van vorm, rouge heeft al een -e op het einde.
  • Plaats: nouveau wel in het rijtje, dus voor zelfst. naamwoord
  • Plaats: rouge niet in het rijtje, dus achter zelfst. naamwoord.

  • Elle porte un nouvelle robe rouge.

Slide 17 - Tekstslide

Réviser
Werkwoorden -er & een woord vervangen door il/elle/ils/elles

Doel: je kunt werkwoorden op -er gebruiken en je kunt het onderwerp vervangen door een pers. voornaamwoord.

Beantwoord de volgende vragen:

Slide 18 - Tekstslide

Vervang het onderwerp door il/elle/ils/elles en noteer de nieuwe zin:

1. Ses copines habitent loin de chez elle.

Slide 19 - Open vraag

Vervang het onderwerp door il/elle/ils/elles en noteer de nieuwe zin:

2. Sa mère est à gauche.

Slide 20 - Open vraag

Vervang het onderwerp door il/elle/ils/elles en noteer de nieuwe zin:

3. Myriam et son frère regardent la télé.

Slide 21 - Open vraag

Vervang het onderwerp door il/elle/ils/elles en noteer de nieuwe zin:

4. Son père est très bronzé.

Slide 22 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het werkwoord:

5. Luc (inviter) souvent ses amis.

Slide 23 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het werkwoord:

6. Vous (partager) à une compétition de tennis.

Slide 24 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het werkwoord:

7. Tu (jouer) souvent à la console?

Slide 25 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het werkwoord:

8. Ali et Ahmed (aider) une vieille dame.

Slide 26 - Open vraag

En ligne
Chapitre 5  'Dossier santé'
Cahier d'activitiés B p. 12 & 13

Partie A                           écouter                     ex 5 à 8






Slide 27 - Tekstslide

Réviser
Chapitre 3 'Fous de shopping'
On répète:

  • het aanwijzend voornaamwoord (partie D)
  • de werkwoorden vouloir & pouvoir (partie H)

Slide 28 - Tekstslide

Réviser
Het aanwijzend voornaamwoord
In het Nederlands: die/deze ,  dit/dat

In het Frans 4 vormen:
Ce - cet - cette - ces
Welke vorm bij welk zelfstandig naamwoord?

Slide 29 - Tekstslide

Réviser
Ce - cet - cette - ces
Welke vorm bij welk zelfstandig naamwoord?

Ce              => mannelijk enkv                             => Ce sac
Cet            => mannelijk enkv klinker/h          => Cet hôtel, cet éléphant
Cette        => vrouwelijk enkv.                            => cette casquette
Ces           => mannelijk & vrouwelijk mv      => ces sacs, ces hôtels, ces                                                                                                             éléphants, ces casquettes

Slide 30 - Tekstslide

Geef de juiste vorm van het aanw. voornaamwoord.
Kies uit ce/cet/cette/ces.

1. ... anniversaire

Slide 31 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het aanw. voornaamwoord.
Kies uit ce/cet/cette/ces.

2. ... couleur

Slide 32 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het aanw. voornaamwoord.
Kies uit ce/cet/cette/ces.

3. ... tortue

Slide 33 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het aanw. voornaamwoord.
Kies uit ce/cet/cette/ces.

4. ... lits

Slide 34 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het aanw. voornaamwoord.
Kies uit ce/cet/cette/ces.

5. ... poisson

Slide 35 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het aanw. voornaamwoord.
Kies uit ce/cet/cette/ces.

6. ... fenêtres

Slide 36 - Open vraag

Réviser
De werkwoorden vouloir & pouvoir
  • in de présent leren
  • beiden onregelmatig

We gaan verder met de quiz. Vul de juiste vorm in van de werkwoorden.


Slide 37 - Tekstslide

Geef de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

8. Ils (vouloir)

Slide 38 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

9. Tu (pouvoir)

Slide 39 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

10. Nous (pouvoir)

Slide 40 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

11. Je (vouloir)

Slide 41 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

12. Elles (pouvoir)

Slide 42 - Open vraag

Geef de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

7. On (vouloir)

Slide 43 - Open vraag

En ligne
Chapitre 5  'Dossier santé'
Cahier d'activitiés B p. 12 & 13

Partie A                           écouter                     ex 5 à 8






Slide 44 - Tekstslide

Les devoirs
Af: Mercredi 7 avril
Faire: (dit staat ook in de planning in de ELO in Grandes Lignes)
Chap 4: ex 26
Chap 5: ex 9, 10
Apprendre
Vocabulaire A (p.40)
à = tot en met
Het huiswerk maak je deze week in je online werkboek en is af voor de eerste les van volgende week . Het wordt gecontroleerd!



Slide 45 - Tekstslide

Leertips Vocabulaire
  • Leer je woordjes elke dag (10 min). Herhalen, herhalen, herhalen!
  • Begin met het doorlezen van de woordjes.
  • Vervolgens bedek je ze met een blaadje of je hand en overhoor je jezelf (mondeling).
  • Ken je alle woordjes?! Ga dan aan de slag via quizzlet, wrts of via Grandes Lignes online, etc. en overhoor jezelf.
  • Elke week krijg je er een nieuw stukje bij, blijf de eerdere stukjes wel herhalen!

Slide 46 - Tekstslide